BLOK 1 spreken,kijken en luisteren
1 / 31
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
monoloog
dialoog
groepsgesprek
3 of meer mensen praten met elkaar
één persoon spreekt
2 mensen praten met elkaar
Slide 3 - Sleepvraag
Sanne , Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek
Slide 4 - Quizvraag
Sanne , Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek
Slide 5 - Quizvraag
Tatum houdt een spreekbeurt over mode
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek
Slide 6 - Quizvraag
Je wilt naar een feest, maar je moeder vindt het niet goed. Je probeert haar over te halen je toch te laten gaan.
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek
Slide 7 - Quizvraag
Tijdens een schrijversbezoek vertelt Carry Slee iets over zichzelf,
A
monoloog
B
dialoog
C
groepsgesprek
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Link
Het volume van de spreker was:
A
hard
B
zacht
C
normaal: niet té hard / niet té zacht
Slide 12 - Quizvraag
Het tempo van de spreker was
A
langzaam
B
normaal
C
vrij snel
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Link
De intonatie van de DJ is:
A
geïrriteerd
B
verdrietig
C
enthousiast
Slide 15 - Quizvraag
Het spreektempo van de DJ is:
A
langzaam
B
snel
Slide 16 - Quizvraag
De toonhoogte van de DJ is:
A
laag
B
hoog
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Link
Ik zag zojuist:
A
een monoloog
B
een dialoog
C
een groepsgesprek
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Ik zag zojuist:
A
een monoloog
B
een dialoog
C
een groepsgesprek
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
zet de zin in de directe rede :
Narayan zei dat hij die armband uit Nepal heeft meegenomen.
Narayan zei dat hij die armband uit Nepal heeft meegenomen.
Slide 23 - Open vraag
zet de zin in de directe rede :
Mijn zus zegt dat hij Jarco heet
Mijn zus zegt dat hij Jarco heet
Slide 24 - Open vraag
zet de zin in de directe rede :
Jeffrey vroeg of hij mee mocht naar het strand
Jeffrey vroeg of hij mee mocht naar het strand
Slide 25 - Open vraag
zet de zin in de directe rede :
Zij riep hem nog na dat hij zijn tas was vergeten
Zij riep hem nog na dat hij zijn tas was vergeten
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Wat is de functie van een punt? En wat gebeurt er met je stem?
A
geeft het einde van een zin aan en stem gaat omlaag
B
geeft aan dat deze zin een vraag is en je stem gaat omlaag
C
geeft het einde van een zin aan en stem gaat omhoog
D
Geeft aan dat deze zin een vraag is en je stem gaat omhoog.
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de functie van een uitroepteken en wat gebeurt er met je stem?
A
Geeft aan dat de zin is afgelopen, je praat harder
B
Geeft aan dat deze zin een uitroep is, je praat harder.
C
Geeft aan dat de zin een uitroep is en je stem gaat omhoog
D
Geeft aan dat deze zin een uitroep is en je stem gaat omlaag.
