Objectief - subjectief taalgebruik - Campus Geel - Les 4

Les 4: Objectief en subjectief taalgebruik
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4: Objectief en subjectief taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Denotatie - Connotatie
Woorden hebben een concrete en objectieve betekenis = DENOTATIE

Daarnaast hebben woorden ook een subjectieve gevoelswaarde = CONNOTATIE

Slide 2 - Tekstslide

denotatie - connotatie
Een connotatie kan POSITIEF en NEGATIEF zijn.

                
positief
neutraal
negatief
degusteren
eten
vreten

Slide 3 - Tekstslide

Positief
Negatief
Neutraal
hard rijden
vlammen
adrenalinejunk
buik
durfal
pens

Slide 4 - Sleepvraag

positief
neutraal
negatief
hard rijden
vlammen
durfal
adrenalinejunk
buik
pens

Slide 5 - Tekstslide

hyperbool - understatement = ironie
hyperbool = overdrijving - boodschap versterken 

understatement = minimaliseren - een boodschap verzwakken 


= vormen van IRONIE - je zegt iets anders dan wat je bedoelt

Slide 6 - Tekstslide

Hyperbool of understatement?
Ik verveel me dood tijdens de les.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 7 - Quizvraag

Hyperbool of understatement?
Erica scoorde 99% op haar proefwerk. Vrij oké.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 8 - Quizvraag

Hyperbool of understatement?
Je hebt mijn hart gebroken.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 9 - Quizvraag

Hyperbool of understatement?
De miljonair kocht een mooi stulpje met 16 badkamers.
A
hyperbool
B
understatement

Slide 10 - Quizvraag

Hyperbool of understatement?
Ik was wel enigszins ontgoocheld na mijn onterechte strafstudie, ja!
A
hyperbool
B
understatement

Slide 11 - Quizvraag

eufemisme - dysfemisme
eufemisme = verzachtende uitdrukking
(i.p.v. een hard of negatief woord)

dysfemisme = versterkende uitdrukking in de negatieve zin (met als doel iemand te kwetsen of te beledigen)

Slide 12 - Tekstslide

De leerkracht is zo doof als een kanon.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 13 - Quizvraag

Die pillendraaier verkoopt veel te dure medicijnen.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 14 - Quizvraag

Nonkel Karel wisselde het tijdige voor het eeuwige.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 15 - Quizvraag

Och, stop toch met janken! Die jongen komt echt wel terug.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 16 - Quizvraag

Jouw nieuwe kapsel is niet echt mijn smaak.
A
eufemisme
B
dysfemisme

Slide 17 - Quizvraag

Geef een dysfemisme voor 'niet zuiver zingen'

Slide 18 - Open vraag

Geef een eufemisme voor 'lelijk.'

Slide 19 - Open vraag