Hoe stel ik persoonlijke vragen in het Nederlands?

Hoe stel ik persoonlijke vragen in het Nederlands?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Kleuteronderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Hoe stel ik persoonlijke vragen in het Nederlands?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je persoonlijke vragen stellen en beantwoorden in het Nederlands.

Slide 2 - Tekstslide

Leg de leerdoelen uit aan de leerlingen.
Wat weet je al over het stellen van persoonlijke vragen in het Nederlands?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn persoonlijke vragen?
Persoonlijke vragen gaan over iemands leven, zoals hobby's, werk en familie.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat persoonlijke vragen zijn.
Voorbeeldvragen
Wat is je favoriete hobby? Waar werk je? Heb je broers of zussen?

Slide 5 - Tekstslide

Geef voorbeelden van persoonlijke vragen.
Formulering van de vragen
Gebruik 'Wat is', 'Waarom', 'Hoe' of 'Heb je' om een vraag te beginnen. Bijvoorbeeld: Wat is je favoriete eten?

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe persoonlijke vragen geformuleerd moeten worden.
Beantwoorden van de vragen
Beantwoord de vraag met een volledige zin. Bijvoorbeeld: Mijn favoriete eten is pizza.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit hoe je persoonlijke vragen beantwoordt.
Oefening 1
Stel een persoonlijke vraag aan de persoon naast je en beantwoord daarna hun vraag.

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen in tweetallen oefenen met het stellen en beantwoorden van persoonlijke vragen.
Oefening 2
Schrijf drie persoonlijke vragen op en stel ze aan een klasgenoot.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de leerlingen individueel oefenen met het bedenken en stellen van persoonlijke vragen.
Samenvatting
Persoonlijke vragen gaan over iemands leven en kunnen gesteld worden met 'Wat is', 'Waarom', 'Hoe' of 'Heb je'. Het antwoord moet een volledige zin zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Wat is jouw naam?
A
Ik ben een AI-assistent en heb geen naam.
B
Mijn naam is Sarah.
C
Mijn naam is Jan.
D
Mijn naam is Ahmed.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar woon je?
A
Ik woon in Amsterdam.
B
Ik ben een AI-assistent en heb geen fysieke woonplaats.
C
Ik woon in Parijs.
D
Ik woon in New York.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke talen spreek je?
A
Ik spreek Duits, Frans en Engels.
B
Ik spreek Chinees en Japans.
C
Ik spreek Spaans en Italiaans.
D
Ik spreek Nederlands.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welk land kom je?
A
Ik ben een AI-assistent en heb geen nationaliteit.
B
Ik kom uit China.
C
Ik kom uit Amerika.
D
Ik kom uit Nederland.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe oud ben je?
A
Ik ben 25 jaar oud.
B
Ik ben een AI-assistent en heb geen leeftijd.
C
Ik ben 47 jaar oud.
D
Ik ben 32 jaar oud.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.