H2e redekundig ontleden les 2 (t/m vvw)

H2e welkom in de online les
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2e welkom in de online les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je moet ze niet telkens zomaar helpen.
Laat je niet voor hun ..… spannen!
Wat moet er op de puntjes staan?
A
tent
B
karretje
C
vlieger

Slide 2 - Quizvraag

Karretje is goed. Als je je ‘voor iemands karretje laat spannen’, kom je niet goed genoeg voor jezelf op. Je doet iets voor een ander waar alleen die ander voordeel van heeft, en jijzelf helemaal niet.
Dieren worden voor karren gespannen om die karren vooruit te trekken. Ze helpen de mensen daarmee, maar hebben er zelf geen voordeel van. Integendeel: ze worden er alleen maar moe van.

belangrijke mededelingen
  • Laatste oproep: inleveren filmpje 'ik maak nooit iets mee' 
via Magister>Elo>opdrachten
  • invullen leesboek 3 (en 1 en 2) van je leesdossier in excelsheet Teams>bestanden
  • lees iedere dag 15 min
  • online lesmethode: voeg je toe aan je klas aub 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

periode 3
  • deel 1 (week 4 t/m 6): Grammatica zinsdelen, t/m blok 6
  • Toets gepland in week 6; donderdag 11 feb
  • deel 2: (week 7 t/m 10) wordt er gewerkt aan de PO Oude teksten. De kleine Johannes, de klucht van de koe, Karel en de Elegast en Reynaerd de Vos in het hier en nu. 
  • De PO gepland in te leveren week 10; donderdag 11 mrt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

periode 3
  • Woordpost: iedere maandag.
    Iedereen neemt een onbekend woord mee, betekenis + zelfgemaakte zin. Ik geef er twee het woord....

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

periode 3
  • H2e Nederlands Songbook:
     iedere donderdag;
    twee lln brengen een Nederlandstalig nummer in en leggen uit waarom dit een plekje verdient in het Songbook van h2e.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noorderslag 2021 Froukje

prijswinnaar Noorderslag 2021 
Froukje 19 jaar
Groter dan ik

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • quiz om voorkennis op te halen
  • Instructie en indien nodig video's
  • Aan de slag; lesmethode, cambiumned of anders 
  • Afsluiten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
  • Aan het einde van deze les hebben jullie geoefend met het ontleden van zinsdelen.                                                                                    
  • Aan het einde van deze module kunnen jullie het stappenplan van het ontleden tot en met het voorzetsel voorwerp uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm vinden
Om zinsdeelstrepen te kunnen zetten, moet je eerst de PV vinden.

De PV is altijd een werkwoord.

PV:
Tijdproef: tegenwoordige tijd <--> verleden tijd (heb <--> had)
Getalproef: Enkelvoud <--> meervoud (ik <--> wij, Jan <--> Jan en Willem)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld zinsdeelstrepen:
Mevrouw van Rossum geeft twee keer in de week les aan de leerlingen van 2V.
De zinsdeelstrepen:
Elk deel van de zin die je voor de PV kan plaatsen en een correcte zin vormen, is een zinsdeel.

PV = geeft --> Die tussen strepen zetten en ook voor en achter de zin een streep.
Mevrouw van Rossum staat er al voor en is dus een zinsdeel.
twee geeft mevrouw ... nee.                  twee keer geeft mevrouw... nee
twee keer in geeft mevrouw ... nee.              twee keer in de geeft mevrouw.... nee
twee keer in de week geeft mevrouw...ja = zindeel en dus streep daarachter
les geeft mevrouw.... ja = zinsdeel en dus streep erachter
aan... nee       aan de... nee       aan de leerlingen... ja = zinsdeel en dus streep erachter
van... nee       2V... nee, dus die horen bij aan de leerlingen --> de streep achter 'leerlingen' mag na 2V (die staat er al)

Correct: | Mevrouw van Rossum | geeft | twee keer in de week | les | aan de leerlingen van 2V.|

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
WWG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
O = Wie/wat + WWG
LV = Wie/wat + WWG + O
MVW = Aan wie/voor wie + WWG + O + LV
BWB = De prullenbak van de zin. wat nog geen naam heeft gaat daarin en is dus de BWB

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis activeren
Nu volgt een herhaling van de quiz van de vorige les met twee nieuwe vragen erbij. 
Je zou deze nu nog beter moeten kunnen maken en al onderdelen herkennen. 
Dit helpt je om jezelf te testen en een beetje herhaling is altijd goed.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is redekundig ontleden ?
A
ontleden
B
ontleden van de zinsdelen
C
ontleden van de woordsoorten
D
iets met grammatica

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 17 - Quizvraag

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zet je de zindeelstrepen?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 3 en hoe vind je het?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is stap 4?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + PV?
B
wie doet het?
C
wat doet het?
D
aan wie of voor wie + PV?

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdendvoorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG). 

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG) en het lV (wat of wie + PV (of WWG) + O ). 
Vraag: wat is stap 6 en hoe vind je die?

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 7?
A
onderwerp
B
lijdendvoorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer noemen we iets een
bijwoordelijke bepaling?
Geef zoveel mogelijk antwoorden, want
hier zijn er meerdere

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijke bepaling?
A
een zinsdeel net als de andere zinsdelen
B
het zegt iets over een zelfstandignaamwoord
C
Deel van een zinsdeel, zegt iets over het zelfstandignaamwoord
D
geen idee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een bijzondere bvb
  • De bijstelling:
(of: appositie) is een bijvoeglijke bepaling die bestaat uit een zelfstandig naamwoord dat onmiddellijk volgt op een ander zelfstandig naamwoord. 
spreektaal: 2 x zn gescheiden door een pauze
schrijftaal: 2 x zn gescheiden door komma's

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de bijstelling
twee voorbeelden:
(1) Het onderzoek werd geleid door de heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude.
(2) De heer Lubbers, de toenmalige minister-president, kon zich van dat voorval niets herinneren.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorzetsel?

Slide 31 - Woordweb

Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor:
De pen ligt op de tafel.
Ik ga met de trein naar mijn werk. (met hoort bij de trein; naar bij mijn werk)
Noteer zoveel mogelijk voorzetsels

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je dan aan als je
'voorzetselvoorwerp' hoort?

Slide 33 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een voorzetselvoorwerp...
A
hoort bij een werkwoord
B
hoort bij een zelfstandig naamwoord
C
hoort bij het onderwerp
D
is een zinsdeel

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel
  • Dat voorzetsel hoort bij het zelfstandig werkwoord in de zin (vaste combinatie)
  • dat voorzetsel kun je niet of bijna niet vervangen door een ander voorzetsel
  • dat voorzetsel verbindt wat er achter staat met het gezegde van die zin


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp
• Een voorzetselvoorwerp is een voorzetsel dat bij een werkwoord hoort.
• Dat voorzetsel maakt de verbinding met het gezegde van die zin.


Voorbeeld:
• zorgen voor
• geloven in
• denken aan
• kijken naar
• zich verheugen op

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp volgt in de volgende sheet

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg instructie
Hieronder vind je de video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen en kunnen toepassen
  3. verder is het een kwestie van oefenen en oefenen 

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zindeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.

Als je dat niet nodig hebt, dan ga je door naar het blokje toepassing in deze Lesson up.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag
Als je het stappenplan weet en de stappen kunt uitvoeren, ga oefenen, oefenen, oefenen.
Wat kun je doen?
  • lesmethode blok 1 t/m 3 Grammatica zinsdelen
  • cambiumned
  • anders? kom vragen aan mij.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je het lesdoel van het oefenen met het ontleden van de zinsdelen behaald?

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Heb je misschien het lesdoel van de stappen uit je hoofd kunnen opnoemen en het toepassen ook al behaald?

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ging goed in het zelfstandig werken en wat kan de volgende keer nog een beetje beter?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies