VWO H44 Kengetallen

Lesdoelen
  • Je kunt liquiditeitsratio's (current en quick ratio) voor de beoordeling van een onderneming berekenen.
  • Je kunt aan de hand van kengetallen van twee opeenvolgende balansen en/of winst- en verliesrekeningen de ontwikkeling van de liquiditeit beoordelen.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Je kunt liquiditeitsratio's (current en quick ratio) voor de beoordeling van een onderneming berekenen.
  • Je kunt aan de hand van kengetallen van twee opeenvolgende balansen en/of winst- en verliesrekeningen de ontwikkeling van de liquiditeit beoordelen.

Slide 1 - Tekstslide

Kengetallen
Verhouding tussen grootheden 

Liquiditeit: Current en Quick ratio 


Slide 2 - Tekstslide

Hoe ontstaan liquiditeitsproblemen?

  • Slechte bedrijfsresultaten
  • Te hoge investeringen
  • Niet of langzaam betalende debiteuren
  • Te hoge aflossingsverplichtingen
  • Te grote voorraden

Slide 3 - Tekstslide

Current ratio
Liquiditeit: kan een onderneming aan de korte termijn verplichtingen voldoen? 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld balans
Is de onderneming voldoende liquide? 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld balans

  • uitkomst 1, of groter is liquide norm 2,0... maar afhankelijk type onderneming
  • vergelijking tussen periodes vooral relevant

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking 

Slide 9 - Tekstslide

Quick ratio = zeer korte termijn
Vlottende activa – voorraden + liquide mid.
              Schulden op korte termijn


  • Voorraden buiten beschouwing, omdat minst liquide, verkoop (op rekening) voorraad kost tijd.
  • Verschillende waarderingsgrondslagen dan geen invloed hebben (wel op current ratio dus)
  • Beter om verschillende ondernemingen te vergelijken
  • Uitkomst 1 of meer: liquiditeit is voldoende
- Uitkomst 1 of meer: liquiditeit voldoende

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijking 

Slide 13 - Tekstslide

Let op
IJzeren voorraad: voorraad goederen waarover een onderneming voor een ongestoorde bedrijfsuitoefening altijd moet beschikken (minimumvoorraad)



Debiteurenkern: minimale bedrag dat onderneming altijd onder de debiteuren heeft uitstaan



Worden indien bekend  in mindering gebracht op vlottende activa bij berekening current- en quick ratio

Slide 14 - Tekstslide

Aandachtspunten beoordeling
  • Zijn debiteuren kredietwaardig?
  • Wat is de looptijd van vlottende activa?
  • Wat is de looptijd van schulden op korte termijn?
  • Welk deel van goederenvoorraad is incourant?
  • Hoe groot is de kredietruimte bij de bank?

Slide 15 - Tekstslide

Beïnvloeden ratio's  
Kort voordat ratio’s worden bepaald een schuld aan bank aflossen, ook wel window-dressing genoemd.


Nadelen en beperkingen ratio’s:
  • Momentopname
  • Tijdstippen van ontvangsten en betalingen niet bekend (hiervoor is liquiditeitsbegroting nodig)


Daarom beoordelen we kengetallen niet zozeer als absolute waarde, maar vooral op: de vergelijking met andere perioden van dezelfde onderneming en met andere soortgelijke bedrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Cashflow
  • Geeft beter beeld van winstgevendheid dan bijvoorbeeld dividendpercentage: de ene onderneming reserveert meer winst, dan de andere onderneming.
  • Geeft beter beeld van winstgevendheid dan nettowinst, want hoogte van afschrijvingen beïnvloeden nettowinst (schrijft onderneming in een jaar veel af, dan is de winst lager). 

Slide 17 - Tekstslide

Cashflow
   Het resultaat voor belasting (uit gewone bedrijfsvoering)
– Vennootschapsbelasting
Afschrijvingen van dat jaar (want geen uitgave)
= Cashflow


Ofwel Nettowinst na belasting + afschrijvingen

Naarmate cashflow groter is, wordt liquiditeitspositie beter

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is solvabiliteit? 
  • De mate waarin een onderneming in staat is om haar schulden op korte en lange termijn te voldoen 

Slide 20 - Tekstslide


Liquiditeit 

Schulden op korte termijn

Solvabiliteit 

Schulden op korte én lange termijn

Slide 21 - Tekstslide

Verschil solvabiliteit - liquiditeit
Schulden op korte en lange termijn vs. schulden op korte termijn


Slide 22 - Tekstslide

Solvabiliteitseis financiers

Slide 23 - Tekstslide

Formules solvabiliteit 
1 = "dekkingspercentage"  > hoeveel % activa staat er tegenover vreemd vermogen
2 = % eigen vermogen van het balanstotaal
3 = % vreemd vermogen van het balanstotaal

Slide 24 - Tekstslide


1. TV/VV x 100%
2. EV/VV x 100%
3. VV/TV x 100% 
timer
5:00

Slide 25 - Open vraag

Uitwerking
TV = € 6.000.000 
EV = € 1.000.000 + € 200.000 + € 400.000 + € 800.000 = € 2.400.000
VV = € 6.000.000 - € 2.400.000 = € 3.600.000

1. TV/VV x 100% = € 6.000.000 / € 3.600.000 x 100% = 166,67%
2. EV/VV x 100% = € 2.400.000 / € 3.600.000 x 100% = 66,67%
3. VV/TT x 100% = € 3.600.000 / € 6.000.000 x 100% = 60%


Wat valt op als je deze uitkomsten vergelijkt?

Slide 26 - Tekstslide

EV/VV x 100% = TV/VV x 100% - 100%

want

Slide 27 - Tekstslide

Solvabiliteit bij liquidatie
  • Wat brengen de activa op wanneer een onderneming failliet gaat?
  • Bij liquidatie brengen de activa vaak veel minder op dan waarvoor ze op de balans staan.
  • Wanneer de liquidatiewaarde van de activa hoger is dan het VV, dan is de onderneming solvabel in deze situatie



Slide 28 - Tekstslide

Groei van de onderneming financieren
.
Afwegen: financier je groei van de onderneming met eigen vermogen of vreemd vermogen. 

Verhogen eigen vermogen: minder winst uitkeren, nieuwe aandelen uitgeven

Slide 29 - Tekstslide


timer
3:00
Gebruik voorbeeld 44.6 als hulpmiddel als je er niet uitkomt

Slide 30 - Open vraag

Informatiebron 1
In Vlissingen doet 22-24% aan fitness, HealthCity heeft nog geen filialen in Zeeland; aan de voorwaarde wordt voldaan
Zie informatiebron 3
Afnemerskrediet, want de klant betaalt voorafgaand aan levering van de dienst
Vooruitontvangen contributie hoort bij het KV, maar er is geen sprake van een betalingsverplichting 
Overnamebod = 200.000 contant + 1.175 aandelen x € 426 =€ 700.550 
Goodwill = € 700.550 - EV = € 700.550 - € 349.537 = € 351.013
4 x resultaat voor belasting = 4 x € 79.135 = € 316.540 

351.013 > 316.540 dus aan voorwaarde wordt voldaan

Slide 31 - Tekstslide

Informatiebron 3 
Intro: "Sanalux is een eenmanszaak waarin Pim fulltime actief is"

629.612/(363.248 + 42.000) =  € 1,55
wordt afgelost uit privé

Slide 32 - Tekstslide

Tijd over?
Keuze: 
- maken extra opgaven H44
- maken samenvatting lesstof
- lezen H45.1 en 45.2; maken opgave 45.1 (= huiswerk) 

Slide 33 - Tekstslide

Current ratio
Een maatstaf voor de liquiditeit van een onderneming op de korte termijn. De current ratio wordt berekend als: (VLA + LA) / KVV. 

Een onderneming is in theorie liquide als de current ratio groter of gelijk aan 1. In de praktijk is een onderneming voldoende liquide als de current ratio groter is dan 1,5 (want niet alle vlottende activa zijn snel in geld om te zetten). Lesmethode houdt als norm 2,0 aan. 

Slide 34 - Tekstslide

Hierna tref je extra instructievideo's aan 

Let op: video 1 current ratio: working capital ratio hoort niet bij de lesstof

Slide 35 - Tekstslide

Quick ratio
Een maatstaf voor de liquiditeit van een onderneming op de zeer korte termijn. De quick ratio wordt berekend als: (VLA + LA - Voorraad) / KVV. 

Een onderneming is in theorie op zeer korte termijn liquide als de quick ratio groter is dan 1. In de praktijk moet de quick ratio flink hoger zijn dan 1 (want niet alle vlottende activa zijn snel in geld om te zetten).

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video