Nevelrefractie compleet

Nevel refractie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
RefractieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Nevel refractie

Slide 1 - Tekstslide

Stappen nevelrefractie // sterk
  1. Bepaling visus.
  2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus. 
  3. Voorkeursrichting bepalen met de stralenkrans.
  4. Brandlijncontrole met S +1,00, S +2,00 en S +3,00.
  5. Vlijen.
  6. Nevelen.
  7. Eerste nevelcontrole.
  8. Astigmatisme corrigeren.
  9. Tweede nevelcontrole.
  10. Nevelglas uitrefractioneren.
  11. Rood-groen proef.

Slide 2 - Tekstslide

1. Bepaling visus
Vragen die je kunt stellen:
- Kunt u de letters in het verlichte vlak lezen?
- Kunt u de letters oplezen?
- Kunt u de letters op de 1e / 2e / 3e regel oplezen?


Noteer de beginvisus én de eindvisus altijd in het klantenbestand.
  • op je examen noteer je de begin- en eindvisus op het anamnese formulier.

Slide 3 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Je begint de oogmeting altijd met een positief glas.
Welke sterkte je voorhoudt hangt af van de beginvisus.


Visus
Welke sterkte houd je voor?
< 0.2
S +2,00 / S -2,00
tussen 0.2 - 0.5
S +1,00 / S -1,00
tussen 0.6 - 0.8
S +0,50 / S -0,50
> 0.8
S +0,25 / S -0,25

Slide 4 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Vragen die je kunt stellen:
- Bij een positief glas: Wordt het met dit glas ervoor slechter of gelijk?
- Bij een negatief glas: Wordt het met dit glas ervoor beter of gelijk?


Slide 5 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Positief glas:
Bij 'beter' en 'gelijk' plaats je het glas in de pasbril.
Visusverbetering is niet noodzakelijk, het kan namelijk zijn dat de klant accommodeert.
Bij het voorhouden van een plusglas laat (gedeeltelijk) de accommodatie los: de visus blijft gelijk.


Doorgaan met positieve glazen tot het slechter wordt.

Slide 6 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
Negatief glas:
Bij 'beter' geef je het glas in de pasbril.
Je controleert altijd op visusverbetering; alleen bij visusverbetering mag je het glas plaatsen.

Let op bij 'zwarter' en 'kleiner':
- het oog is aan het accommoderen. Het glas niet geven
- controleer altijd op visusverbetering.

Doorgaan met negatieve glazen tot het gelijk blijft, of slechter wordt. 
Dit glas niet geven.

Slide 7 - Tekstslide

2. Sferische correctie // hg + hv
De klant twijfelt:
- het voorgehouden glas is te zwak: de klant ziet geen visusverschil.
>> bijvoorbeeld: Je houdt bij visus 0.2 een S +0,50 glas voor. Deze stap is te klein.

- het voorgehouden glas hoort wel bij de visus, maar maakt weinig verschil.
>> bij een positief (+) glas, plaats je deze wél, bij een negatief glas (-) plaats je deze niet.

Slide 8 - Tekstslide

3. Voorkeursrichting bepalen
Met behulp van de stralenkrans ga je de voorkeursrichting bepalen.

Slide 9 - Tekstslide

3. Voorkeursrichting bepalen
Vragen die je kunt stellen:
- U ziet nu een aantal lijnen/strepen in een halve cirkel. 
   Ziet u lijnen die zwarter zijn dan anderen?
Zo ja:
- Kunt u met uw hand aangeven welke lijnen het 
   meest zwart zijn?

Als de klant lang wacht stel je de volgende vraag:
▪ Vindt u alle lijnen even zwart?

Slide 10 - Tekstslide

3. Voorkeursrichting bepalen
>> Draai vervolgens de draaibare pijlfiguur naar de voorkeursrichting (= de zwartste lijn). 
>> Daarna bepaal je de voorkeursrichting nauwkeurig met de benen van het draaibare pijlfiguur. 

Je vraagt aan de klant:
▪ Als u naar de pijl kijkt, welke poot/been is dan zwarter?


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

4. Brandlijncontrole
Je onderzoekt of de achterste brandlijn op het netvlies ligt.
  • zijn we met de juiste (achterste) brandlijn bezig?


>> Je houdt S +1,00 voor. (en +2,00 en +3,00)
  • beide brandlijnen verplaatsen naar voren.
  • wanneer je met de juiste brandlijn bezig bent, wordt de gehele stralenkrans slechter, maar de voorkeursrichting blijft gelijk.

Slide 13 - Tekstslide

4. Brandlijncontrole
De volgende 3 vragen moet je stellen tijdens de brandlijncontrole:

1. Wat gebeurt met de gehele stralenkrans bij het voorhouden van dit glas?
  • juiste antwoord = in zijn geheel slechter.

2. Welke streep is het zwartst?
  • juiste antwoord = nog steeds dezelfde streep als hiervoor.

3. Wat is gebeurt met de voorkeursrichting, wordt deze zwarter of waziger?
  • juiste antwoord = grijzer/waziger

Slide 14 - Tekstslide

4. Brandlijncontrole
Ander antwoord?
  • hoogste glas + hoogste visus is niet correct!

>> ga terug naar stap 2; hoogste glas + hoogste visus.
>> blijf op de stralenkrans; start met de sterkte wat in de pasbril zit (sferische sterkte).

Omslag = je was met de voorste brandlijn aan het meten.
>> plaats het glas van de brandlijncontrole.
>> bepaal opnieuw de voorkeursrichting.
>> ga terug naar stap 2; hoogste glas + hoogste visus (op de stralenkrans).

Slide 15 - Tekstslide

4. Brandlijncontrole
Sferische correctie (hg + hv) op de stralenkrans:
  • achterste brandlijn moet naar het netvlies worden gebracht.

>> laat de klant alleen naar de voorkeursrichting/zwarte streep kijken.
>> houdt S +0.25 voor; bij gelijk en zwarter = geven.
>> Eerste S +0.25 waziger? Niet geven; S -0.25 voorhouden.
>> S -0.25 zwarter = geven. Gelijk en grijzer/waziger = niet geven.

>> Je gaat nu het stappenplan vervolgen en gaat verder met stap 4: brandlijnencontrole.

Slide 16 - Tekstslide

5. Vlijen
Je gaat controleren of de achterste brandlijn exact op het netvlies ligt.
Met S +0.25/S -0.25 breng je de achterste brandlijn op het netvlies.

>> Laat de klant naar de voorkeursrichting kijken.
>> S +0.25; geven bij gelijk en zwarter.
>> S -0.25; geven bij zwarter.

Je bepaalt 'hg + hv' op de stralenkrans.

Slide 17 - Tekstslide

6. Nevelen
Je nevelt het oog met S +0.50.
  • de gehele stralenkrans moet waziger worden.

Door het oog te nevelen, zorg je ervoor dat er geen accommodatie kan plaatsvinden.
Wanneer het oog accommodeert in genevelde toestand, zal de visus dalen.
Omdat het oog altijd op zoek is naar het "scherpste beeld", zal het oog dus niet accommoderen.

Wordt de stralenkrans niet waziger?
- accommodatie laat los; opnieuw vlijen.

Slide 18 - Tekstslide

7. 1e nevelcontrole
Je controleert of het oog ná het nevelen samengesteld myoop is geworden.
>> je houdt S -0,25 voor.
>> de stralenkrans moet zwarter worden want de brandlijnen verplaatsen zich dichter naar het netvlies.

Let op: je houdt het glas voor, je plaatst het niet in de pasbril.

Slide 19 - Tekstslide

7. 1e nevelcontrole
Vragen die je kunt stellen:
- Hoe ziet u de letters nu met dit glas, beter of gelijk?
- Worden de letters met dit glas ervoor, beter of gelijk?

Let op: de klant moet beter zeggen. 
>> stel geen suggestieve vragen!

Wanneer de stralenkrans niet beter wordt, is er waarschijnlijk accommodatie losgelaten.
  • ga terug naar stap 5 (vlijen) en laat het nevelglas erin zitten. Dit wordt je nieuwe sferische sterkte. Na het vlijen ga  je opnieuw nevelen.

Slide 20 - Tekstslide

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Je gaat de voorste brandlijn op de achterste brandlijn brengen.
  • dit doe je met negatieve cilinderglazen
  • het cilinderglas zorgt ervoor dat de gehele stralenkrans egaal zwart wordt.
  • je moet altijd doorgaan tot omslag.

Vragen die je kunt stellen:
  • ziet u met dit glaasje meer strepen zwarter worden?
  • in welke richting ziet u de zwartste streep?

Slide 21 - Tekstslide

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Je plaatst het cilinderglas altijd loodrecht (90 graden) op de voorkeursrichting.
- met een cilinderglas verschuift altijd de brandlijn die dezelfde richting heeft als de asstand           van de cilinder.
   Bijvoorbeeld: cilinderglas in 90 graden; brandlijn in 90 graden verplaatst.


Als je een cilinderglas hebt geplaatst, mag je de richting van het pijlfiguur nooit meer veranderen.
- alleen als je terug bent gegaan naar hg + hv.

Slide 22 - Tekstslide

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Tijdens de refractie moet je altijd doorgaan tot omslag.
- de voorkeursrichting op de stralenkrans verandert 90 graden.
- dit glas geef je niet!

Gebruik de blokfiguren voor het constateren van de omslag.

Slide 23 - Tekstslide

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Welke cilindersterke plaats je?
  • 2/3 van de geschatte cilindersterkte.
  • minimaal C -0.50 (zwak) en minimaal C -2.00 (sterk).

per 0,50 dpt astigmatisme krijg je een visusverandering van 0.1

>> eindvisus bij hg + hv.
>> per visusregel verschil met visus 1.0 = C -0.50.
>> 2/3 van de geschatte cilinder.

Slide 24 - Tekstslide

8. astigmatisme corrigeren tot omslag
Geen astigmatisme?
Als de klant de stralenkrans zonder cillindercorrectie egaal zwart ziet, lijkt het erop dat de klant geen astigmatisme heeft. Controleer dit altijd door:

>> C -0.25 as 90 voorhouden; strepen in de verticale richting worden zwarter.
>> C -0.25 as 180 voorhouden; strepen in de horizontale richting worden zwarter.

Als in één richting wel in één richting geen verschil te zien is, moet je onderzoeken of een zwakke cilindercorrectie nodig is.

Slide 25 - Tekstslide

9. tweede nevelcontrole
Je controleert of het oog nog voldoende geneveld is.
  • zo niet, dan is er accommodatie losgelaten.

Vragen die je kunt stellen:
  • Wat gebeurt met de gehele stralenkrans als ik dit glas voorhoudt?
       Juiste antwoord = in zijn geheel beter.

Als het niet beter wordt is hg + hv niet correct:
>> ga terug naar stap 5 (vlijen) op de stralenkrans.
>> je haalt het cilinderglas eruit en het nevelglas laat je zitten.
>> je vervolgt daarna je stappen (stap 6 nevelen etc.)

Slide 26 - Tekstslide

10. nevelglas uitrefractioneren
Terug naar de optotypen

>> controleer de visus van de klant.
>> houdt S -0.25 voor; de visus moet stijgen.

  • Geneveld met S +0.50 = minimaal S -0.25 uitrefractioneren.
  • Geneveld met S +0.75 = minimaal S -0.50 uitrefractioneren.

Als je niet de minimale sterkte uitrefractioneert, hg + hv  niet correct.
>> ga terug naar vlijen op de stralenkrans; haal de cilinder eruit en het nevelglas laat je zitten!

Slide 27 - Tekstslide

11. Rood-groen proef
De rood-groen proef wordt gedaan als eindcontrole van de sferische sterkte.

Slide 28 - Tekstslide

11. Rood-groen proef
Vragen die je kunt stellen:
  • U ziet een rood en een groen vlak. In welk vlak zijn de cijfers/letters zwarter?

Slide 29 - Tekstslide

11. Rood-groen proef
Antwoord gelijk
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.

       >> maakt geen verschil = geven en doorgaan.
       >> S + laten zitten en daarna visus controleren op de letters.

  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = juiste antwoord, niet geven.
>> maakt geen verschil = niet geven.

Slide 30 - Tekstslide

11. Rood-groen proef
Antwoord rood
  • S -0.25 voorhouden.
>> letters in het groene vlak zijn beter = niet geven, klaar.
>> letters in groen en rood zijn gelijk = niet geven.
      terug naar de optotypen en S -0.25 voorhouden; alleen geven bij visusverbetering.

Slide 31 - Tekstslide

11. Rood-groen proef
Antwoord groen
  • S +0.25 voorhouden.
>> letters in het rode vlak beter = glas geven.
      visus controleren op de optotypen.

>> letters in groen en rood zijn gelijk = geven, doorgaan met S +0.25 voorhouden tot rood beter          wordt.
      visus controleren op de optotypen.

Slide 32 - Tekstslide

Stappen nevelrefractie // zwak
  1. Bepaling visus.
  2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus. 
  3. Nevelen.
  4. 1e nevelcontrole.
  5. Voorkeursrichting bepalen met de stralenkrans.
  6. Brandlijncontrole.
  7. 2e nevelcontrole.
  8. Astigmatisme controleren.
  9. 3e nevelcontrole.
  10. Nevelglas uitrefractioneren.
  11. Rood-groenproef.

Slide 33 - Tekstslide

Stappen nevelrefractie // zwak
1. Bepaling visus.
2. Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus. 
3. Nevelen.
  • nevelen met S +0.50 of S +0.75
  • visus moet dalen met minimaal 0.2
  • visus hoger dan 1.0 = 2 regels dalen!
  • als visus net niet voldoende daalt met S +0.50, dan S +0.75 nevelen.

4. 1e nevelcontrole (op de letters, visus moet 0.1 verbeteren)
  • verbetert de visus niet: nevelglas laten zitten. Opnieuw hg + hv bepalen.


Slide 34 - Tekstslide

Stappen nevelrefractie // zwak
5. Voorkeursrichting bepalen met de stralenkrans.
6.Brandlijncontrole.
  • S +1.00 (S +2.00 en S +3.00 is niet nodig bij zwak astigmatisme).
  • Vraagstelling en handeling hetzelfde als sterk astigmatisme.
  • Bij omslag en/of stralenkrans blijft gelijk/zwarter = je geeft het glas van de brandlijnencontrole. Je laat het nevelglas erin zitten en je gaat terug naar 'hg + hv' op de stralenkrans (vlijen). Je vervolgt vanaf hier weer je stappen (stap 3 nevelen etc.)

7. 2e nevelcontrole (op de stralenkrans)
  • wordt de stralenkrans niet zwarter? Terug naar 'hg + hv' op de stralenkrans. Nevelglas laat je zitten en vervolgt daar je stappen (stap 3 nevelen etc.)


Slide 35 - Tekstslide

Stappen nevelrefractie // zwak
8. Astigmatisme controleren tot omslag.
9. 3e nevelcontrole (op de stralenkrans).
  • wordt de stralenkrans niet zwarter? Terug naar 'hg + hv' op de stralenkrans. Nevelglas laat je zitten, cilinderglas haal je eruit en vervolgt daar je stappen (stap 3 nevelen etc.)

10. Nevelglas uitrefractioneren.
  • minimaal S -0.25 eruit (nevel S +0.50) of S -0.50 (nevel S +0.75).
  • visus wordt niet beter? Terug naar 'hg + hv' op de stralenkrans. Nevelglas laat je zitten, cilinderglas haal je eruit en vervolgt daar je stappen (stap 3 nevelen etc.)

11. Rood-groenproef.

Slide 36 - Tekstslide