Hormoonstelsel

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Zenuwstelsel
hormoonstelsel
Hormoonklieren
zenuwen

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn hormonen?
A
Electrische signalen
B
Chemische boodschappers
C
Chemische brandstoffen
D
Electrische stroomstoten

Slide 5 - Quizvraag

In alvleesklier
Bv hypofyse

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

hormoonstelsel 
zenuwstelsel
snel
langzaam
de regeling duurt lang
De regeling duurt kort
De regeling bereikt plaats via het bloed
De regeling bereikt de plaats via uitlopers
hormonen
impulsen

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn hormonen?
A
Stoffen die de werking van je hersenen regelen
B
Stoffen waar je ziek van wordt
C
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
D
Stoffen die je via medicatie moet innemen

Slide 19 - Quizvraag

Cellen in de alvleesklier 
die hormonen maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 20 - Sleepvraag

Nr. 2 (bij de keel)
Hormoonklier

A
hypofyse
B
eierstok
C
bijnier
D
schildklier

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

​Hormonen zijn stoffen die allerlei _______ in je lichaam regelen en die bepaalde organen aansturen.
Hormonen worden gemaakt in _______.
De hormoonklieren geven de hormonen af aan het _______.
Zo worden de hormonen vervoerd door het hele lichaam.
Elk soort hormoon werkt _______.
Dit betekent dat een hormoon alleen werkzaam is op één bepaald orgaan of weefsel.
Andere organen of _______ reageren dus niet op dat hormoon.
Alle hormoonklieren bij elkaar noem je het _______.

Sleep de woorden naar de juiste plek.
weefsel
hormoonklier
bloed
processen
specifiek
hormoonstelsel

Slide 24 - Sleepvraag

Slide 25 - Tekstslide

Hypofyse
Hormoon
Hormoon
Bloed

Slide 26 - Sleepvraag

Zet de hormoonklieren op de juiste plek
Eierstokken
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Teelballen
Hypofyse
Schildklier

Slide 27 - Sleepvraag


Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

Slide 28 - Quizvraag

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
adrenaline in je bloed
B
hoeveelheid suiker in je bloed
C
geven hormonen af
D
zorgen voor verbranding

Slide 29 - Quizvraag

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 30 - Sleepvraag

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 31 - Sleepvraag

Een leerling krijgt tijdens het houden van een presentatie voor de klas een rode kleur. Zijn hartslag en ademhaling zijn versneld. Bij meting zou blijken dat bovendien het glucosegehalte van het bloed is gestegen. Al deze effecten worden veroorzaakt door hetzelfde hormoon.
Welk hormoon veroorzaakt deze effecten.
A
adrenaline
B
schildklierhormoon
C
insuline
D
hypofyse hormoon

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het effect van ADH?
A
Meer productie voorurine
B
Minder productie voorurine
C
Meer terugresorbtie van water
D
Minder terugresorbtie van water

Slide 33 - Quizvraag

Ga je door ADH uiteindelijk meer of minder plassen?

Slide 34 - Open vraag

Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei

Slide 35 - Quizvraag

Hoe heten deze hormoonklieren?
A
1=hypofyse, 2=bijnier
B
1=hypofyse, 2=schildklier
C
1=schildklier, 2=bijnier
D
1=schildklier, 2=alvleesklier

Slide 36 - Quizvraag

Welke hormoonklier stuurt ook andere hormoonklieren aan?
A
Eilandjes van Langerhans
B
Bijnier
C
Hypofyse
D
Schildklier

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide