10.6 Planteneters, vleeseters en alleseters

10.6 Planteneters, vleeseters en alleseters
Thema 10 voeding en vertering
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10.6 Planteneters, vleeseters en alleseters
Thema 10 voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Waar begint de vertering van voedsel?
A
Maag
B
Darmen
C
Mondholte
D
Slokdarm

Slide 3 - Quizvraag

Wat sluit de neusholte af tijdens het slikken?
A
Het strotklepje
B
De huig
C
De tong
D
De mond

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de functie van maagzuur?
A
Maakt voedsel zachter.
B
Reguleert de bloedsuikerspiegel.
C
Helpt bij de vertering van koolhydraten.
D
Doodt bijna alle bacteriën.

Slide 5 - Quizvraag

Wat verbindt de twaalfvingerige darm met de dunne darm?
A
Slokdarm
B
Dikke darm
C
Lever
D
Maag

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noemen we de uitstulpingen van de darmwand?
A
Buikspieren
B
Darmvlokken
C
Maagzweren
D
Darmzakjes

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de dikke darm met de voedselresten?
A
De voedselresten worden afgebroken tot voedingsstoffen.
B
Het water wordt toegevoegd aan de voedselresten.
C
Het water wordt bijna al het water uit de voedselresten gehaald.
D
De voedselresten worden gemengd met enzymen.

Slide 8 - Quizvraag

Begrippen 10.5
  • Anus
  • Dikke darm
  • Dunne darm
  • Endeldarm
  • Gal
  • Galblaas
  • Keelholte
  • Kiezen

  • Maag
  • Maagzuur
  • Mondholte
  • Slokdarm
  • Speeksel
  • Tanden
  • Tong
  • Twaalfvingerige darm 

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 10.6
  • Je kunt de delen van een tand of kies noemen.
  • Je kunt omschrijven wat tandplak en tanderosie zijn.
  • Je kunt uitleggen waarom planteneters een langere darm hebben dan vleeseters.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van plooikiezen, knipkiezen en knobbelkiezen.

Slide 10 - Tekstslide

Tanden en kiezen
  • Het gebit van een mens bestaat uit kiezen, snijtanden en hoektanden.
  • Met tanden bijt je het voedsel af, met kiezen kauw je het fijn.
  • Het deel van de tand dat in de kaak zit, heet wortel. Wat erboven zit de kroon
  • De kroon is bedekt met glazuur. Glazuur is een harde laag die de tand of kies beschermt. 
  • Onder het glazuur zit het tandbeen, hierin liggen bloedvaten en zenuwen.
  • Het tandbeen van de wortels is bedekt met cement. Hiermee zit de tand of kies in de kaak vast. De kaak is bedekt met tandvlees.
  • De kaak is bedekt met tandvlees

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat bedekt de kroon van een tand of kies?
A
Tandvlees
B
Tandbeen
C
Glazuur
D
Cement

Slide 14 - Quizvraag

Verzorging van het gebit
  • Niet alle bacteriën worden gedood door speeksel. 
  • Bij niet goed poetsen, kan er een laagje tandplak op je tanden ontstaan.
  • De aantasting van het gebit heet tandbederf
  • Tandpasta bevat fluoride, dit maakt het glazuur steviger. 
  • Kinderen krijgen vaak een fluoridebehandeling om het glazuur te versterken.
  • Door te veel suiker, kan er tanderosie ontstaan. Het zuur uit de voeding tast het glazuur aan. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de functie van fluoride in tandpasta?
A
Verwijdert tandplak
B
Verkleurt de tanden
C
Maakt het glazuur steviger
D
Veroorzaakt tanderosie

Slide 17 - Quizvraag

Planteneters
  • Dieren die alleen planten eten, noem je planteneters.
  • Planten zijn moeilijk te verteren. Om plantencellen zitten celwanden die uit voedingsvezels bestaan.
  • Planteneters hebben plooikiezen
  • Met plooikiezen kan voedsel heel fijn gemaald worden, waardoor de celwanden kapot gaan.
  • Planteneters hebben geen hoektanden.
  • Een planteneter kauwt van voren naar achteren, of van links naar rechts.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is moeilijk te verteren in planten?
A
Wortels
B
Bladeren
C
Celwanden
D
Stengels

Slide 20 - Quizvraag

Vleeseters
  • Dieren, die bijna alleen vlees eten, noem je vleeseters.
  • Vleeseters hebben knipkiezen, daarmee kunnen ze vlees vak een prooi in stukken 'knippen'.
  • Vlees is gemakkelijk te verteren, daarom hoeft vlees niet goed te worden gekauwd.
  • Vleeseters hebben grote hoektanden, hiermee kunnen ze hun prooi vastpakken of doden.
  • Vleeseters hebben een kort verteringskanaal. Het lichaam van een hond is hierdoor slanker dan het lichaam van een koe. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Waarom hoeft vlees niet goed te worden gekauwd door vleeseters?
A
Voorkeur voor rauw vlees
B
Sterke kauwspieren
C
Gemakkelijk te verteren
D
Moeilijk te vinden

Slide 23 - Quizvraag

Alleseters
  • Alleseters eten zowel planten als vlees. Mensen zijn alleseters.
  • Alles hebben knobbelkiezen, dat zijn kiezen met een knobbelig oppervlak, zodat voedsel kan worden gekauwd en fijngemalen.
  • Alleseters hebben hoektanden, deze verschillen per dier in grootte.
  • Het verteringskanaal is korten dan van planteneters, maar langer dan van vleeseters

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hoe kun je een alleseter herkennen?
A
Ze hebben platte kiezen en hoektanden.
B
Ze hebben scherpe kiezen en snijtanden.
C
Ze hebben knobbelkiezen en snijtanden.
D
Ze hebben knobbelkiezen en hoektanden.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen 10.6
  • Alleseters
  • Cement
  • Fluoriode
  • Fluoridebehandeling
  • Glazuur
  • Knipkiezen
  • Knobbelkiezen
  • Planteneters

  • Plooikiezen
  • Tandbederf
  • Tandbeen
  • Tanderosie
  • Tandplak
  • Vleeseters
  • Wortel

Slide 28 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt de delen van een tand of kies noemen.
  • Je kunt omschrijven wat tandplak en tanderosie zijn.
  • Je kunt uitleggen waarom planteneters een langere darm hebben dan vleeseters.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van plooikiezen, knipkiezen en knobbelkiezen.

Slide 29 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 10.6: 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 10.6
Veel goed? -> Maken Samenhang H10

 

timer
25:00

Slide 30 - Tekstslide