4.8.2; vd als bn

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hallo allemaal

- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten

- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel

- Ga alvast lezen in je leesboek

Lezen

Lezen en huiswerk check

Tijdens het stillezen, controleer ik het huiswerk van enkele leerlingen. Leg dus je werk open voor je op tafel bij opdr. 1, 4, 5

Huiswerk niet gemaakt is voor de volgende les 1x overschrijven van de woordenlijst. 

2bk1

2bk4

Woorden leren

Je krijgt 3 minuten om de eerste 10 woorden van de woordenlijst te leren. Je doet dat in stilte. 

Dat kan op de volgende manieren:

- Dek de betekenis af en omschrijf het woord. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.

- Dek het woord af en benoem het woord bij de betekenis. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.

- Schrijf de woorden met betekenis over. 

- Maak zinnen met de woorden. 

- Eigen ideeën en manier om te leren mag ook. 

Lesdoelen 

In deze paragraaf leer je:

• het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord;

• samenstellingen met een tussen-s en tussen-n;

• tien dicteewoorden.

Terugblik/ voorkennis

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.

verandering van klank bij sterke

Bij zwakke moet je de spellingregels toepassen 

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Op de uitgeprinte bladzijden staat alle uitleg van de toets.

vd = uitgeprint. bijvoegelijk gebruikt vd = uitgeprinte

We bekijken samen een uitlegfilmpje. 

In de leertekst op blz. 75 kun je alles zelfstandig hierna nog eens nalezen. 

Onthoud!!!

Een voltooid deelwoord dat bijvoeglijk is gebruikt, schrijf je zo kort mogelijk.

1. Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord heeft altijd één t of één d. (de vergrote foto)

2. Er komen nooit twee klinkers in een open lettergreep. (de verbrede weg)

3. Na een korte klinker wordt de volgende medeklinker verdubbeld, anders klopt de

uitspraak niet. (de verrotte appel) 

4. Bij een sterk werkwoord is voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord hetzelfde. (de verloren strijd) 

Enkele vb 

(ww = meten, vd = heb gemeten) - De gemeten luchtkwaliteit in Rotterdam is niet goed

(ww = overschrijden, vd = heb overschreden) - Regelmatig zien wij ruim overschreden normen.

(ww = bepalen, vd = is bepaald) - Het stadsbestuur heeft bepaalde maatregelen genomen.

(ww = besteden, vd = is besteed) - Het is van belang dat het bestede geld ook echt naar het milieu gaat.

(bederven).          Het ....................... vlees ligt in de koelkast

(verven)                  De ............................kast schaafde langs de muur.

(aaien)                    De .............................hond ging op zijn rug liggen. 

Aan het werk

Hoofdstuk 4, §4.8 spelling, opdracht 6 & 7 maken en nakijken

Afsluiting 

Noteer het bijvoeglijk gebruikt vd van de volgende ww

(frituren) - ___ eten is niet goed voor je.

(verzadigen) - Pas ook op met veel ___ vetten.

(verbranden) - Ook ___ korstjes aan je barbecuevlees zijn slecht voor je.

(smelten) - Eet ook niet te veel ___ kaas, want daar word je dik van.

Lukt het je om van een werkwoord een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord te maken. 

gefrituurd

verzadigde

verbrande

gesmolten

Huiswerk

Hoofdstuk 4, §4.8 spelling, opdracht 6 & 7 maken 

en nakijken

Leer de eerste 10 woorden van de woordenlijst!