Herhaling H3 en H5

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
Herhaling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als ik een brood koop bij de bakker en daarover BTW betaal is dat...
A
Directe ruil, omdat ik gelijk een brood krijg.
B
Indirecte ruil, omdat ik van geld gebruik maak.
C
Indirecte ruil, omdat de BTW via de winkelier naar de belastingdienst gaat.
D
Directe ruil, omdat ik van geld gebruik maak.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 3 functies van geld.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is onjuist?
A
Als ik geld uit de muur haal, stijgt mijn hoeveelheid chartaal geld.
B
Als ik geld uit de muur haal daalt mijn hoeveelheid giraal geld.
C
Als ik een aankoop doe met een briefje van € 10 daalt de totale chartale geldhoeveelheid.
D
Giraal betalen is veiliger voor de winkelier.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Een debetsaldo is een positief saldo.
Over een creditsaldo betaal ik als consument geen rente.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 3 spaarmotieven

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is juist
A
Bij een spaardeposito heb ik een variabele rente
B
Bij een internetspaarrekening mag ik tussentijds geen geld opnemen
C
Bij een internetspaarrekening heb ik een vaste rente
D
Bij een deposito heb vaak een iets hogere rente.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Inflatie is aantrekkelijk voor spaarders
Bij enkelvoudige verdien ik over de loop van de jaren meer.
Samengestelde rente krijg ik nooit op een internetspaarrekening

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 2 delen die in het maandelijkse termijn van een lening zitten

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 leenmotievenkennen we

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een hypothecaire lening is het geleende bedrag vaak hoog, de looptijd lang en toch vraagt de bank hier minder rente voor dan bij een persoonlijke lening bijvoorbeeld. Waarom?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 4 vormen van consumptief krediet kennen we?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling hoofdstuk 5: 

Is er werk voor jou?
3 MAVO

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een VOF?
A
Vennoot onder formele sector
B
Vennoot over de formele sector
C
Vennootschap onder firma
D
Vennootschap over firma

Slide 14 - Quizvraag

VOF = vennootschap onder firma. = een onderneming met meer eigenaren die samen de leiding hebben.
Als zzp'er heb je personeel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt belasting en premies over je inkomsten.
=

Je doet vrijwilligerswerk.
=

Je betaalt geen belasting over je salaris
=
Zwart werk
Grijs werk
Wit werk

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is arbeidsverdeling?
A
Elke werknemer doet evenveel werk.
B
Elke werknemer doet een werk waar hij/zij goed in is.
C
Elke werknemer werkt evenveel uren.
D
Alle werknemers zijn goed in alles wat zij moeten doen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over het UWV:

Tot de taken van het UWV hoort .....
A
hulp bij het zoeken naar werk
B
arbeidsparticipatie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen arbeidsmotief?
A
Behoefte aan sociale contacten
B
Geld verdienen
C
Regelmaat in je leven
D
Omdat het moet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geschoold werk
ongeschoold werk

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dividend
Eenmanszaak
Flexibele 
Nv
Stichting
Vaste
Vof
Zelfstandige
Zzp’er
Firma
Aandeelhouders
Aansprakelijk 

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zzp'er kan een eenmanszaak hebben?
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
Het laagste loon in een bedrijf
B
Het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt
C
Het loon na belastingen en premies
D
Een ander woord voor de bijstand

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een bv ...
A
... kan niet iedereen aandelen kopen
B
... kan iedereen aandelen kopen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsparticipatie
A
Het percentage werk
B
Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
C
De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
D
Het percentage van de beroepsbevolking die werkt

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:30
Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies