5H SE51 th2 oefenen

donderdag 27oktober uur 2 en 

Doelstelling: 
Onderdelen mbt DNA (hs 2) herhalen, vragen stellen en oefenen voor het SE.

Planning: 
  • herhaling th2 DNA
  • oefentoets maken Lesson Up.
  • oefenSE's  afmaken en nakijken, oefenen op biologiepagina.

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

donderdag 27oktober uur 2 en 

Doelstelling: 
Onderdelen mbt DNA (hs 2) herhalen, vragen stellen en oefenen voor het SE.

Planning: 
  • herhaling th2 DNA
  • oefentoets maken Lesson Up.
  • oefenSE's  afmaken en nakijken, oefenen op biologiepagina.

Slide 1 - Tekstslide

chromosomen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

DNA

Slide 4 - Tekstslide

Mitose

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

DNA REPLICATIE

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

DNA en RNA, eiwitsynthese

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

DNA TRANSCRIPTIE

(RNA kopie maken)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

TRANSLATIE

(RNA aflezen in ribosomen en streng aminozuren vormen)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

STARTCODON

  • AUG
  • methionine
  • hier start het ribosoom met aflezen
  • wordt er vaak later weer afgeknipt (niet alle eiwitten starten met methionine)
STOPCODON

  • UAA/ UAG/ UGA
  • geen aminozuur
  • hier houdt de ketting aminozuren op

Slide 21 - Tekstslide

genregulatie / genexpressie

alle cellen bevatten dezelfde erfelijke informatie

genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen
genexpressie
de informatie van het DNA wordt overgeschreven tot mRNA, waarvan de code door translatie kan worden omgezet tot een eiwit

Slide 22 - Tekstslide

genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan uit
genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan aan
structuurgenen bevatten de informatie voor eiwitten
Waar zal het gemaakte eiwit voor dienen?  

Slide 23 - Tekstslide

mutatie
wijziging in genetische informatie t.o.v. normaal

positief: nieuwe eigenschap
negatief: ziekte / dood
neutraal: geen effect

door: mutagene stof / straling

Slide 24 - Tekstslide

Gevolgen mutaties
Mutant: een organisme waarbij een mutatie in het fenotype te zien is.
> Geen gevolg (neutrale mutatie)
> Positief gevolg (nieuwe eigenschap)
> Negatief gevolg (verlies van eigenschap)
Effecten:
- eiwit werkt niet meer (bv. bij albinisme)
- stoornissen (syndroom van Down)
- embryo niet meer levensvatbaar (miskraam)
- variatie in genotype van een soort (voordeel in veranderlijk milieu) cfr Darwin

Slide 25 - Tekstslide

Ontstaan van kanker
na mutatie in proto-oncogen of tumorsuppressorgen
Proto-oncogen: vóór-kankergen, kankergen zet cel aan tot snel delen
tumorsuppressie: onderdrukken van tumor
Tumor: geen verstoring weefsel, geen cellen uitzaaien
Kanker: weefselstructuur kapot door behoefte aan voeding dus bloedtoevoer en cellen laten los voor elders gezwel

Slide 26 - Tekstslide

Moderne biotechnologie
Nieuwe technologiën onstaan snel:
- Klonen (vanaf 1980 'Dolly')
- Genetische manipulatie
    > Recombinant DNA-techniek
        Zalm (groei), Muis (oor)
    > Organen kweken 
        aap met varkenshart, kweekvlees
    > Gentherapie
        CRISPR-CAS9

Slide 27 - Tekstslide

Klassieke biotechnologie
Biotechnologie wordt al heel lang door mensen gebruikt:
- gist (bier, brood)
- kaas
- veredeling (selecteren en kruisen)

Slide 28 - Tekstslide

Moderne biotechnologie
recombinant
DNA-techniek
* het wijzigen van de nucleotidevolgorde van het DNA in een organisme door DNA in te brengen dat afkomstig is van een ander organisme

* de organismen hoeven niet tot dezelfde soort te behoren

- bacteriën die een recombinant-DNA-plasmide opnemen, gaan delen en specifieke eiwitten maken

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide