§8 - Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Bekijk de tijd
2. Wie is het onderwerp?
3. Maak de stam en kijk dan
Sven (spelen) ______________ morgen een belangrijke wedstrijd.
Zijn vader, moeder en twee zusjes (komen) _____________ kijken.
Zelf (voetballen) ______________ ik niet zo graag.
Ik (vinden) _________________ rugby veel leuker.