Signaalwoorden (opsomming-tegenstelling-reden)

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

im Gegensatz zu

1. met betrekking tot
2. met tegenzin in
3. in tegenstelling tot
4. naar aanleiding van

(opsomming): auch

1. ook
2. en
3. bovendien
4. daarnaast

(opsomming): außerdem

1. of
2. en
3. bovendien
4. daarnaast

(opsomming): daneben

1. bovendien
2. daarnaast
3. of
4. niet alleen

(tegenstelling): aber

1. toch
2. daartegen
3. hoewel
4. maar

(tegenstelling): trotz

1. toch
2. daartegen
3. ondanks
4. maar

(tegenstelling): zwar

1. wel, welsiswaar
2. daartegen
3. hoewel
4. maar

(tegenstelling): einerseits ...... andererseits

1. toch
2. daartegen
3. hoewel
4. aan de ene kant .... aan de andere kant

(tegenstelling): doch

1. toch
2. daarentegen
3. hoewel
4. maar

(tegenstelling): hingegen

1. toch
2. daarentegen
3. hoewel
4. in plaats van

(tegenstelling): trotzdem

1. echter
2. toch
3. desondanks
4. maar

(tegenstelling): obwohl

1. hoewel
2. ondanks
3. toch
4. echter

(tegenstelling): sondern

1. hoewel
2. ondanks
3. toch
4. maar

(tegenstelling): statt

1. ondanks
2. hoewel
3. in plaats van
4. desondanks

(reden/argument): weil

1. want
2. omdat
3. namelijk
4. daarom

(reden/argument): denn

1. want
2. omdat
3. vanwegen
4. daarom

(reden/argument): nämlich

1. omdat
2. om deze reden
3. daarom
4. namelijk

(reden/argument): deshalb

1. omdat
2. om deze reden
3. daarom
4. namelijk

(reden/argument): wegen

1. vanwegen
2. ondanks
3. daarom
4. namelijk