2021 2F spellingregels

Grammatica en spelling 
4: spellingsregels

4.1 Meervoud
4.2 Tussenletters
4.3 Aan elkaar of los?
4.4 Einde op -e of -en?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica en spelling 
4: spellingsregels

4.1 Meervoud
4.2 Tussenletters
4.3 Aan elkaar of los?
4.4 Einde op -e of -en?

Slide 1 - Tekstslide


Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen

Slide 4 - Tekstslide

Sommige of Sommigen?

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 8 - Tekstslide

8. Aan elkaar of los?
Uitzonderingen zijn: voorvoegsels, gelijkwaardige delen, 
uitspraakprobleem, letter/ cijfer/ teken/ afkorting, vaste combinaties

Slide 9 - Tekstslide


A
sommige
B
sommigen

Slide 10 - Quizvraag

Enkele / Enkelen pennen moeten vervangen worden.
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 11 - Quizvraag


A
laatste
B
laatsten

Slide 12 - Quizvraag

Tussenletter -s?
kaas...schaaf
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Tussenletter -s?
elektriciteit...centrale
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Als je weet dat het voorjaarsmoeheid is; welk antwoord is dan correct?
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm
C

Slide 15 - Quizvraag

Tussenletter -s?
staat...schuld
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Je schrijft een tussenletter -e- in een samenstelling als het eerste deel een meervoud op -en én op -s heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
keuzevrijheid
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 23 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon?
genie
A
ge
B
nie

Slide 24 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
genie

Slide 25 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
melodie
A
me
B
lo
C
die

Slide 26 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie

Slide 27 - Open vraag

Waar ligt de klemtoon?
ceremonie
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 28 - Quizvraag

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie

Slide 29 - Open vraag