3. Gustar

Hoy en la clase de español
  • Vamos a repasar 
  • Explicación del verbo gustar
  • Practicar vocabulario
¡Buenos días!


Leerdoel: aan het eind van deze les kan ik vertellen wat ik leuk vind met het werkwoord gustar.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Hoy en la clase de español
  • Vamos a repasar 
  • Explicación del verbo gustar
  • Practicar vocabulario
¡Buenos días!


Leerdoel: aan het eind van deze les kan ik vertellen wat ik leuk vind met het werkwoord gustar.

Slide 1 - Tekstslide

Abre tu cuaderno.
Los deberes, por favor.
2.5

2.6

2.9

Slide 2 - Tekstslide

la
el
la
el
el
el
el
el
el
el
el
la
la
la
la
las fotos
los institutos
las músicas
los parques
las casas
los bolígrafos
los mapas
los días
las niñas
las carpetas
los problemas
los carteles
los lapices
las pizarras
los profesores
LAS RESPUESTAS

Slide 3 - Tekstslide

Kies het juiste 
bijvoeglijke voornaamwoord.

a. Mi teléfono móvil es negro / negros.
b. Mi clase es grandes / grande.
c. María está contento / contenta.
d. Las carpetas son rojos / rojas.
e. Mi sofá es grande / grandes.
f. Tengo unas gafas nueva / nuevas.
g. Los árboles son verdes / verde.
h. Es una chica alto / alta y simpática / simpáticas
i. El profesor nueva / nuevo es muy simpático / simpática.








Slide 4 - Tekstslide

Kies het juiste 
bijvoeglijke voornaamwoord.

a. Mi teléfono móvil es negro.
b. Mi clase es grande.
c. María está contenta.
d. Las carpetas son rojas.
e. Mi sofá es grande.
f. Tengo unas gafas nuevas.
g. Los árboles son verdes.
h. Es una chica alta y simpática.
i. El profesor nuevo es muy simpático.








Slide 5 - Tekstslide

¿Quién es?
?

Slide 6 - Tekstslide

El verbo gustar

Slide 7 - Tekstslide

Gustar betekent = leuk vinden of houden van.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 8 - Tekstslide


Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 


Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...

Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar

Slide 9 - Tekstslide

               Het werkwoord gustar bestaat dus uit 2 delen. 





El verbo gustar
1
2
ME (ik)
TE (jij)
GUSTA
GUSTAN
+
Geeft aan wie iets leuk vindt.
Geeft aan wat je leuk vindt.
enkelvoud, werkwoorden
meervoud

Slide 10 - Tekstslide

Je gebruikt ook altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gusta la pizza. 
Me gustan las pizzas.
¿Te gustan las pizzas?
VOORBEELD:
Ik hou van pizza.
Ik hou van pizzas.
Hou jij van pizzas?

Slide 11 - Tekstslide

¡A practicar!
GUSTA
GUSTAN

Slide 12 - Tekstslide

Libros

Slide 13 - Tekstslide

Casa

Slide 14 - Tekstslide

las patatas fritas

Slide 15 - Tekstslide

el español

Slide 16 - Tekstslide

las patatas fritas
1. ver Netflix
2. las palomitas

Slide 17 - Tekstslide

nadar y esquiar 

Slide 18 - Tekstslide

Los monos

Slide 19 - Tekstslide

Escribe gusta o gustan
1. Me ________ la pasta. 
2. No me __________ las verduras. 
3. Me __________el inglés y el alemán. 
4. Me __________ jugar al hockey. 
5. ¿Te __________ los quesos franceses?
Ben je al eerder klaar met een opdracht?
Gebruik de extra tijd dan om woordjes van je woordenlijst te oefenen!

Slide 20 - Tekstslide

Escribe gusta o gustan

1. Me gusta la pasta.                                   (enkelvoud)
2. No me gustan las verduras.               (meervoud)
3. Me gustan el inglés y el alemán.      (meervoud)
4. Me gusta jugar al hockey.                    (werkwoord)
5. ¿Te gustan los quesos franceses?  (meervoud)

Slide 21 - Tekstslide

¡A trabajar!
Ontkenning:
No betekent zowel nee als niet!
Soms noteer je het woord dus 2x achter elkaar. 
Plaats:
Het komt er altijd voor te staan.
Kijk maar naar het voorbeeld.
A. Vul in gusta of gustan
1. Me _____________________ las hamburguesas.
2. ¿Te ______________________ estudiar español?
3. Me ______________________ el fútbol.
4. ¿Te ______________________ bailar?
5. Me _______________________ los libros de Harry Potter.

B. Geef antwoord:
voorbeeld: ¿Te gusta el español? – Sí, me gusta el español of No, no me gusta el español
                       Vind je Spaans leuk? - Ja, ik vind Spaans leuk of Nee, ik vind Spaans niet leuk. 
1. ¿Te gustan los perros?
2. ¿Te gusta ver Netflix?
3. ¿Te gusta hablar español?
4. ¿Te gusta leer?
5. ¿Te gusta la música clásica?
6. ¿Te gustan los gatos?

Slide 22 - Tekstslide

¿Te gusta(n) ...?
Sí me gusta(n) ...
No, no me gusta(n) ...

Slide 23 - Tekstslide

Mi ... favorito/a es ... 

Slide 24 - Tekstslide

Creo que ... es ...

Slide 25 - Tekstslide

¡Vamos a jugar quizlet live!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Los deberes
     

         De volgende les SO! 
   Je leert alle grammatica en 
     woordenschat van tarea 1
viernes el veintiocho de enero

Slide 34 - Tekstslide

Tips
  1. Verdeel je leerstof in stukken.
  2. Leer niet te lang
    (meerdere keren kort leren werkt beter dan heel lang leren!)
  3. Herhalen, herhalen, herhalen
  4. Zorg voor afwisseling
    (samenvatting maken, Quizlet, schrijven, overhoren etc.)
  5. Meer tips nodig? Bekijk pagina 10 van je module.

Slide 35 - Tekstslide