Cours de français - ch 3 - cours 7

Cours de français
Date: le 8 mars 2021
Classe: V3B
Prof: Madame Lamari
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Cours de français
Date: le 8 mars 2021
Classe: V3B
Prof: Madame Lamari

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programme d'aujourd'hui:
  • Répéter brièvement le cours dernier
  • Lire un texte en français:  « Erasmus aussi au lycée »
  • Vidéo sur un séjour Erasmus + mes expériences
  • Vocabulaire
  • Le verbe connaître 
  • Résumer + devoirs 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partie 1: répéter
  • De quoi a-t-on parlé le cours passé?
  • Nommez ce que vous avez retenu.

  • Y-a-t-il des questions sur les devoirs? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partie 2: lire un texte en français
  • Texte:  « Erasmus aussi au lycée »
  • De quoi parle le texte? Comment voit-on cela?
  • Quelles sont les stratégies de lecture?

Scannez le texte et:
-  Notez ensuite dans le « woordweb » de quoi il parle. 
- Les stratégies de lecture que vous utilisez. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat de tekst « Erasmus aussi au lycée » over?
Welke leesstrategieën pas je toe?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Partie 2: vidéo sur le programme Erasmus
  • Regardez la vidéo et cherchez les réponses aux questions suivantes:

    1.  Wanneer is het Erasmusprogramma opgericht?
    2. Wat houdt programma in?
    3. Hoeveel jongeren hebben inmiddels gebruik gemaakt van dit programma?
    4. Wie kunnen er deelnemen?
    5. Hoeveel landen deden er mee in 2017?
    6. Welke bestemming is het populairst?
    7.  Wat is er zo leuk aan het Erasmusprogramma?

Slide 6 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=K_SwqgdS_1Q

1. Wanneer is het Erasmusprogramma opgericht?
2. Wat houdt programma in?
3. Hoeveel jongeren hebben inmiddels gebruik gemaakt van dit programma?
4. Wie kunnen er deelnemen?
5. Hoeveel landen deden er mee in 2017?
6. Welke bestemming is het populairst?
7. Wat is er zo leuk aan het Erasmusprogramma?
Wanneer is het Erasmusprogramma opgericht?
A
1960
B
1970
C
2001
D
1987

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het programma in?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel jongeren hebben inmiddels gebruik gemaakt van dit programma?
A
12 miljoen
B
5 miljoen
C
1 miljard
D
600.000

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie kunnen er deelnemen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel landen deden er mee in 2017?
A
33
B
38
C
40
D
12

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een foto van de populairste bestemming.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er zo leuk aan het Erasmusprogramma?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Partie 3: le séjour Erasmus
  • Moi, je suis partie en Erasmus à Aix-en-Provence. 
  • Suivre des cours, rencontrer des étudiants, voyager, découvrir un nouveau pays. 
  • Où aimeriez-vous aller? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partie 4: vocabulaire 
  • C'est quoi, le mot?
  • Cherchez une image pour illustrer le mot français! 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C'est quoi, le drapeau?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est quoi, l'Hexagone?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

C'est quoi, la nourriture?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Partie 5: le verbe connaître 
  • Cela veut dire quoi,  le verbe « connaître »?
  • Essayez de traduire les phrases suivantes:

1. Tu connais Pierre? Non, je ne le connais pas. 
2. Je connaîtrai tous les pays du monde après mon voyage. 
3. Claire n'a pas connu sa grand-mère. 
4. Mon père ne connaissait pas ce film. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partie 5: le verbe connaître 
  • Connaître = kennen
  • Onregelmatig werkwoord
  • De werkwoorden reconnaître (=herkennen), paraître (=blijken), apparaître (= verschijnen) worden op dezelfde manier vervoegd.  
!!! Let op de î bij il/elle/on de, futur simple + futur proche

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partie 6: Résumer + devoirs 
Résumer:
  • C'est quoi, le programme Erasmus?
  • C'est quoi, le verbe « connaître »?

Devoirs pour le 12 mars: 
  • Corrigez vos devoirs: exercices 19, 20, 21, 
  • Faire: exercices 22, 23, 24, 25a (bloc F)
  • Apprendre: vocabulaire F + réviser le verbe « connaître »

Date limite pour QSJ: le 2 avril 2021 avant 21H00. 
Envoyez-moi par mail si vous travaillez tout seul ou les noms de votre duo ( Sophie, Yfke, Demi, Jade, Jelmer, Tom, Roosmarijn, Merel S., Wessel, Anne R., Isaak, Tjeerd, Noa, Coen et Merijn)



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies