Kap. 5 21-2-2021

Guten Morgen!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:


- Rückblick
- uitleg sterke ww. met  een -a in de stam
- Aufgabe 7 
- Aufgabe 11 kontrollieren

Hausaufgaben: Aufgabe 7, 8 + 9 machen



Slide 2 - Tekstslide

der Unterrichtsplan  

- Rückblick ( Lernbox 6 + modale werkwoorden) 
- Aufg. 53 bis einschl. (= t/m) 56 kontrollieren. 
- Aufg. 57 bis einschl. 59 machen. ( modale werkwoorden + schrijfopdrachten)





Slide 3 - Tekstslide

das Lernziel

- ihr könnt die Modalverben: dürfen, müssen, können en wollen richtig anwenden. 

- ihr könnt sagen wie man diese Verben konjugiert. 
( je kunt zeggen hoe je deze werkwoorden moet vervoegen) 
- (du kannst eine Glückwunschkarte schreiben ( je kunt een wenskaart schrijven))

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het modale werkwoord: dürfen?
A
moeten
B
durven
C
mogen ( aardig vinden)
D
mogen ( toestemming hebben)

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 6 - Quizvraag

Wat is kenmerkend bij de modale werkwoorden in de enkelvoudsvorm?

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: jij mag ( toestemming hebben)

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: hij wil

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: met pasen

Slide 10 - Open vraag

Vertaal: de vakantie

Slide 11 - Open vraag

in de herfst

Slide 12 - Open vraag

Vertaal: im Frühling

Slide 13 - Open vraag

Aufg. 53  bis einschl. 56  kontrollieren.

verbessert eure Fehler mit einem roten



Macht jetzt selbstständig die Aufgaben: 57 bis einschließlich 59




 

Slide 14 - Tekstslide

                                      

                                 Hausaufgaben: Aufg. 57 bis einschl.   
                                  59 machen

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn 6 modale hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = houden van,lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen ( toestemming hebben) 
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen
7. wissen = weten

Slide 16 - Tekstslide

Deze modale werkwoorden geven een mogelijkheid of noodzaak aan. 

We kijken nu naar het filmpje:

Slide 17 - Tekstslide

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide