Elena en de winkeldief (werkwoorden)

Taalklas 
Donderdag
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Taalklas 
Donderdag

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke datum is het vandaag?

Slide 3 - Open vraag

sneeuw
A
zomer
B
lente
C
winter

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor lente?
A
najaar
B
voorjaar

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?

noord - west - lente - oost
A
noord
B
west
C
lente
D
oost

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort er niet bij?

voorjaar - lente - seizoen - eiland
A
voorjaar
B
lente
C
seizoen
D
eiland

Slide 7 - Quizvraag

Augustus is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 8 - Quizvraag

Mei is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 9 - Quizvraag

Welke dag en datum is het morgen>

Slide 10 - Open vraag

Welk jaargetijde is het?
A
zomer
B
herfst
C
winter
D
lente

Slide 11 - Quizvraag

Taalklas van 22 mei 2025
  • Numo
  • samen lezen 
  • spelletje werkwoorden
  • Laatste nieuws 
  • Numo 

Slide 12 - Tekstslide

Elena en de Winkeldief

Slide 13 - Tekstslide

Titel?                                Schrijver? 

Slide 14 - Tekstslide

We gaan samen lezen

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet de supermarkt waar de boeken van superr overgaan?
A
De Giraf
B
De Olifant
C
De Jumbo
D
Geen van deze antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Werken in een supermarkt is de sector........?
A
Groen
B
Horeca
C
Detail
D
Zorg

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er in het begin van het verhaal?
A
Elena werkt bij de Giraf en vindt Rik leuk.
B
Elena pakt een winkeldief.
C
Elena zit op school.
D
Elena en Rik worden verliefd op elkaar.

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er in het midden?
A
Elena laat dozen met eieren vallen.
B
Elena en Omer pakken een winkeldief.
C
Elena en Omer worden verliefd op elkaar.
D
Elena en Rik worden verliefd op elkaar.

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoorden
Doe woorden

Slide 20 - Tekstslide

Stelen is een werkwoord/doe-woord.
Wat is goed?
A
ik steel, jij steelt
B
ik stel, jij stelt,
C
Hij steelt, wij stellen
D
hij stelt, wij stelen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een geen ander woord voor stelen?
A
pikken
B
jatten
C
geven
D
gappen

Slide 22 - Quizvraag

werkwoord stelen

Ik heb.......................
A
gestelen
B
gestellen
C
gestolen
D
gestollen

Slide 23 - Quizvraag

Spel

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden op.

Slide 25 - Open vraag

Numo

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting
Wat vond je van de les????

Slide 27 - Tekstslide