3.9 Spelling - deel 1 en 2 & 5.9 spelling

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Werkwoordspelling 3.9 Spelling
voltooid deelwoord + 
tegenwoordig deelwoord / onvoltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid en 
onvoltooid/tegenwoordig deelwoord
Voltooid deelwoord: 
De handeling is al gebeurd  --> De deur is geverfd.

Onvoltooid of tegenwoordig deelwoord: 
De handeling is nog bezig    --> Zij zingt al vervend de mooiste liedjes.

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid en 
onvoltooid/tegenwoordig deelwoord
Voltooid deelwoord: 
De handeling is al gebeurd  --> De deur is geverfd.

Onvoltooid of tegenwoordig deelwoord: 
De handeling is nog bezig    --> Zij zingt al vervend de mooiste liedjes.

Slide 4 - Tekstslide

Vd bij sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en.
Schrijf je wat je hoort.

      Ik heb heerlijk geslapen.
      De trein is weer te laat aangekomen.


Slide 5 - Tekstslide

Vd bij zwakke werkwoorden

Om te weten of het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt, maak je het woord in de verleden tijd langer:

maken   -   maakte   -   gemaakt
spellen  -   spelde     -    gespeld


Slide 6 - Tekstslide

Vd bij zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden:

ge + ik-vorm + t: gefietst, gemaakt, gedanst
ge + ik-vorm + d: gebeld, gehoord, gekneusd
Hoe weet je nou of het een d of een t moet zijn?
Gebruik 't ex-kofschip of 't ex-fokschaap 

Of, nog makkelijker: Maak het woord langer!

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?

Gisteren moest een bestand bij mijn docent Engels ingeleverd worden, maar dat lukte niet en toen raakte ik ..... (stressen)
A
gestresst
B
gestrest
C
gestressed
D
gestresd

Slide 8 - Quizvraag

Voltooid deelwoord (vd)
Welke werkwoorden staan in een zin met een voltooid deelwoord?
hebben, zijn of worden
  •  Hoort bij het gezegde.
  •  Kan nooit het enige werkwoord in de zin zijn.
  •  Begint meestal met ge-
  •  Kan ook beginnen met be-, ver-, ont-, her-

Slide 9 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord (td) 
of onvoltooid deelwoord (od)

Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog niet voltooid is, het is nog bezig.

Je schrijft ALTIJD en d achter het hele werkwoord.

  • Lachend loopt hij de school binnen
  • Fietsend belde Eva naar huis.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het onvoltooid/tegenwoordig deelwoord?

(Wandelen) .... belde Jos zijn vriend.
A
Wandelt
B
Wandelde
C
Gewandeld
D
Wandelend

Slide 11 - Quizvraag

3.9 Spelling: Tegenwoordig deelwoord
Als de handeling nog niet voorbij is, dan gebruik je een TEGENWOORDIG DEELWOORD. 

Spellen? Plak een 'd' achter de infinitief!



Bijvoorbeeld : Gierend van de lach kwamen de leerlingen online.
                              De postbode deed fluitend zijn ronde.

Slide 12 - Tekstslide

Twijfel je of het en tegenwoordig deelwoord is?
Vervang het tegenwoordig deelwoord door en bijzin met 'terwijl".



De vriendinnen sloten elkaar huilend in de armen.
Terwijl ze huilden, sloten de de vriendinnen elkaar in de armen.

Slide 13 - Tekstslide



In Talent staan uitlegfilmpjes
van het voltooid deelwoord, het
tegenwoordig deelwoord (ook wel onvoltooid deelwoord genoemd en 
tussenletters in samenstellingen. 

Slide 14 - Tekstslide


Tussenletters 
in 
samenstellingen

Slide 15 - Tekstslide

Geef een voorbeeld
van een samenstelling.

Slide 16 - Woordweb

Een samenstelling
Een samenstelling bestaat uit twee of meer losse woorden. Daarmee maken we in het Nederlands oneindig veel nieuwe woorden. 
Soms moet je een -s-, -e- of -en- tussen de woorddelen plaatsen. Dat is meestal geen probleem. Maar wat zijn de regels als je twijfelt over de juiste spellingswijze? 

Slide 17 - Tekstslide

Tussenletter -s- in een samenstelling
Gebruik altijd een tussen-s als je die hoort.
             jongensboek
Als het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint, kun je het het eerste deel veranderen en luisteren of je een tussen-s hoort. Gebruik een ander woord of bijvoorbeeld 'plein'.
            kaasschaaf (kaasboer), 
stadsschouwburg (stadsplein), 
            bruidssluier (bruidsboeket)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Tussenletter -en in een samenstelling
Heeft het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord met een meervoud dat eindigt op -en?
JA!      Schrijf -en!

       eikenboom, blindenschool, bejaardenflat

Slide 20 - Tekstslide

Tussenletter -e-  in een samenstelling
Is het linkerdeel een zelfstandig naamwoord? 
NEE!    Schrijf dan altijd een -e- !

WANT: 
  • het linkerdeel is een bijvoegelijk naamwoord: oudejaar
  • het linkerdeel is een werkwoord: knarsetanden

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat?
§ 3.9 Spelling: 
Opdrachten 7 t/m 10 Oefenen
Hoe?
Online Ta!ent
Hulp?
Boek, klasgenoot, docent
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
Werkwoordspelling, tussenletters, dicteewoorden
Klaar?
Tijdschriftproject
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

In de Nederlandse taal gebruiken we vaak Engelse werkwoorden. 
Wie downloadt er nou nog? Lekker streamen!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
  • Soms schrijf je twee medeklinkers, om duidelijk te maken dat een woord op z'n Engels uitgesproken wordt. Zoals:
paintballen - ik paintball - hij paintballt
passen - ik pass - hij passt

En anders één medeklinker.
grillen - ik gril - hij grilt
stressen - ik stres - hij strest

Slide 26 - Tekstslide

Saven, timen en daten... 
behouden -e in de stam van het werkwoord
ott :  Ik date en jij datet, dat is een makkie.
ovt:  Ik datede, jij datede, dus wij dateden. Uhhh?
vd  :  We hebben gedatet en goed getimed ook, want het bestand is op tijd gesaved!

                Meer? Zie bladzijde142
                Good luck!

Slide 27 - Tekstslide

Werkwoorden met een dubbele medeklinker 'vernederlandsen we ook, tenzij dat de uitspraak beïnvloedt. 
Zoals bij volleyballen, ik volleybal

Slide 28 - Tekstslide

Woorden uit een andere taal die wij gebruiken in het Nederlands, noem je leenwoorden.
A
Echt wel!
B
Echt niet!

Slide 29 - Quizvraag

Je gebruikt de Nederlandse spellingregels voor regelmatige werkwoord bij het schrijven van de werkwoorden uit het Engels.
A
Yes!
B
No!

Slide 30 - Quizvraag


Hij heeft gisteren ....
A
chatte
B
gechat
C
chat
D
chatten

Slide 31 - Quizvraag


Hij at erg ongezond, hij ... de hele dag
A
snackde
B
gesnackt
C
snack
D
snackte

Slide 32 - Quizvraag

Typ de juiste vorm van het werkwoord in de vt:

Ik ... (crossen) gisteren door het bos.

Slide 33 - Open vraag

Wat?
§ 5.9 Spelling: opdrachten 2 ( Engelse ww), 3, 4 en 6a
Hoe?
Online Ta!ent of leerwerkboek B 
Hulp?
Boek, klasgenoot, docent
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
Engelse werkwoorden spellen
Klaar?
Tijdschriftproject

Slide 34 - Tekstslide

Wat doe joe noo nou?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide