H7 voorkennis + par.2

Welkom
Verdeel jezelf over het lokaal en log in op LessonUp. 

Wat heb je nodig op jouw tafel?
- Boek
- Schrift 
- Etui + rekenmachine 
- Laptop om in te loggen op LessonUp 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Verdeel jezelf over het lokaal en log in op LessonUp. 

Wat heb je nodig op jouw tafel?
- Boek
- Schrift 
- Etui + rekenmachine 
- Laptop om in te loggen op LessonUp 


Slide 1 - Tekstslide

Planning
1.    H7 par.1 (leerdoelen + huiswerk bespreken) 
2.   H7 par.2 interactieve uitleg 
3.   H7 par.2 aan de slag 
4.   Afsluiting (terugkoppeling leerdoelen m.b.v. Blooket) 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

H3 par.1 opgave 1
1 a Bijvoorbeeld:
  - Duitsland is een welvarend land. Ze verdienen genoeg om veel bij ons te kopen.
  - Duitsland en Nederland zijn beide lid van de EU, waardoor er vrij verkeer van goederen is.
  - Nederland grenst aan Duitsland, dus we kunnen snel leveren.
 b € 20,9 mld + € 8,5 mld + € 8,3 mld + € 6,9 mld + € 3,3 mld = € 47,9 miljard
  47,9 ÷ 82,4 × 100 = 58,1%
 c 1.250 ton = 1.250.000 kilo
  1.250.000 kilo × 52 = 65 miljoen kg per jaar
  65 miljoen × € 0,80 = € 52 miljoen

Slide 4 - Tekstslide

H3 par.1 opgave 3 
a De toegevoegde waarde bij wederuitvoer is per product veel lager dan de toegevoegde waarde van goederen die wij zelf produceren.
 b Toename van de export zorgt voor meer productie en dus voor meer werkgelegenheid.
  - Hierdoor nemen de inkomens in ons land toe, waardoor consumenten meer besteden.
  - Bedrijven die meer produceren gaan meer investeren om voldoende productiecapaciteit te hebben

Slide 5 - Tekstslide

H3 par.1 opgave 6  
a € 210 miljoen ÷ 1,9 miljard = € 210 miljoen ÷ 1.900 miljoen = € 0,11.
 b Bijvoorbeeld:
  - lagere loonkosten
  - goedkopere landbouwgrond
  - geen verwarmde kassen nodig

Slide 6 - Tekstslide

H3 par.1 opgave 9
a 1 juli: £ 150.000 ÷ £ 0,90 × € 1 = € 166.666,67
b 1 december: £ 150.000 ÷ £ 0,75 × € 1 = € 200.000
c duurder - minder

Slide 7 - Tekstslide

H3 par.1 opgave 11
Omdat Duitsland en Frankrijk net als Nederland de euro als betaalmiddel hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel 1: Ik weet wat export Nederland oplevert.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoel 2: Ik weet waarom niet alle import voor Nederland bestemd is.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoel 3: Ik weet welke invloed de wisselkoers op import en export heeft.
A
Onvoldoende
B
Matig
C
Voldoende
D
Goed

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

12a: Nederland importeerde in een jaar voor €180 miljard aan goederen uit niet-EU landen. Bereken hoeveel euro Nederland uit EU-landen importeerde.

Slide 13 - Open vraag

12b. Nederland heeft op de betalingsbalans een ... van ... miljard in de handel met EU-landen.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

14. Werknemers uit EU-lidstaten komen in Nederland werken --> ... --> ... --> ... --> Werkgelegenheid in Nederland stijgt.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

18. Stel dat de ECB de rente verhoogt. Welk gevolg zal dat hebben voor de koers van de euro?
A
De koers van de euro zal stijgen , omdat er meer vraag naar euro's zal zijn van Amerikaanse beleggers en spaarders.
B
De koers van de euro zal dalen, omdat er minder vraag naar euro's zal zijn van Amerikaanse spaarders en beleggers.
C
De koers van de euro zal stijgen, omdat er meer aanbod van euro's zal zijn van Amerikaanse spaarders en beleggers.
D
De koers van de euro zal dalen, omdat er minder aanbod van euro's zal zijn van Amerikaanse spaarders en beleggers.

Slide 22 - Quizvraag

19. Waarom is prijsstabiliteit belangrijk voor consumenten in de EU?
A
Een hoge inflatie leidt tot hogere besparingen.
B
Een hoge inflatie leidt tot hoge investeringen.
C
Een hoge inflatie leidt tot koopkrachtverlies.
D
Een hoge inflatie leidt tot loonverlies.

Slide 23 - Quizvraag

21. Bereken de ontbrekende percentages in de tabel. Welk land komt als eerste in aanmerking voor toetreding tot de EMU?

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag
H7 par.2 opgaves 13,15,16,17,20

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide