2 vmbo-bk thema 6.1 Ecologie en duurzaamheid: Relaties

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.1 Relaties
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.1 Relaties

Slide 1 - Tekstslide

2a
Welkom
telefoon in bakl
 zoek je eigen plek op
pak je spullen 
zit recht(op) met je gezicht naar voren
Wordt stil.


timer
2:00
stopwatch
00:00

Slide 2 - Tekstslide

2c
Welkom
telefoon op zijn kop op tafel
 zoek je eigen plek op
pak je spullen 
zit recht(op) met je gezicht naar voren
Wordt stil.


Slide 3 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
Inleiding thema 6 Ecologie en duurzaamheid
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.1 Relaties
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- weet je dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.
- kun je een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

pak nu je plenda 
Zoek De volgende les  bio op:

2 a vr 13-juni
2c vr 13-juni

Slide 9 - Tekstslide

HUISWERK VOOR VOLGENDE les
MAKEN PARAGRAAF 3.3
lees de blauwe blokken tussen de vragen

VRAAG 1 TOT EN MET VRAAG 11

BLZ. 116 TOT EN MET BLZ. 119
MAKEN PARAGRAAF 6.1

lees blz 168 t/m 172
maak opdr. 1 T/M 10 (9 overslaan)
waar: blz 168 t/m 174

MAKEN PARAGRAAF 6.2

lees blz 189 t/m 192
maak opdr. 1 T/M 8
waar: blz 193 t/m 197

huiswerk volgende les

Slide 10 - Tekstslide

HUISWERK VOOR VOLGENDE les
MAKEN PARAGRAAF 3.3
lees de blauwe blokken tussen de vragen

VRAAG 1 TOT EN MET VRAAG 11

BLZ. 116 TOT EN MET BLZ. 119
6.1
lees blz. 144 t/m149
maak opdr 1 t/m opdr 10 (9 sla je over)
waar blz. 145 t/m blz. 150

6.7
lees blz. 204 t/m 206
maak opdr 1 t/m opdr5
waar blz. 206 t/m blz. 208

huiswerk volgende les

Slide 11 - Tekstslide

Inleiding
Organismen en hun omgeving hebben invloed op elkaar.

Een konijn bijvoorbeeld heeft in zijn omgeving water, voedsel en zuurstof nodig om te blijven leven.
Konijnen hebben ook invloed op hun omgeving. Ze graven bijvoorbeeld holen in de grond.

Slide 12 - Tekstslide

6.1 Relaties
De omgeving van een organisme noem je zijn milieu.
Dit milieu heeft invloed op een organisme.

Neem bijvoorbeeld een regenworm.
Het milieu van de regenworm is de bodem. Als het regent, is de bodem nat en kruipen regenwormen uit de bodem. Als het droog is, kruipen ze juist diep in de bodem weg.

Slide 13 - Tekstslide

6.1 Relaties
Organismen hebben zelf ook invloed op hun milieu.

Regenwormen graven bijvoorbeeld gangen.
Hierdoor wordt de bodem luchtiger.
De regenworm heeft zo invloed op zijn milieu.

Slide 14 - Tekstslide

6.1 Relaties
Het milieu en de organismen die er leven, hebben met elkaar te maken.
Biologen zeggen dan dat ze relaties met elkaar hebben.

Het bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu noem je ecologie.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

In de afbeelding links zie je een merel die een regenworm eet.

Merels eten regenwormen. De relatie tussen merels en regenwormen noem je daarom een voedselrelatie.

Bij een voedselrelatie is een soort het voedsel voor een andere soort.

Slide 17 - Tekstslide

Tussen soorten in een gebied bestaan voedselrelaties.

In de afbeelding links zie je een konijn van een paardenbloem eten. Konijnen zijn planteneters.

Je ziet ook een wezel. Wezels vangen konijnen en eten ze op. Wezels zijn vleeseters.

Slide 18 - Tekstslide

Paardenbloemen, konijnen en wezels vormen een voedselketen.

Op de afbeelding links zie je zo'n voedselketen.

Slide 19 - Tekstslide

Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort het voedsel is voor de volgende soort.

De pijl betekent: wordt gegeten door!!!!

Slide 20 - Tekstslide

De soort waarmee een voedselketen begint, noem je de eerste schakel.

In de voedselketen op de afbeelding links is de paardenbloem de eerste schakel. Een paardenbloem is een plant.

De eerste schakel in een voedselketen is altijd een plant!!!!


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

In de afbeelding links zie je verschillende soorten die in een bepaald gebied leven.

In een gebied zijn er altijd meerdere voedselketens.
Een soort kan het voedsel zijn voor veel andere soorten.

Slide 23 - Tekstslide

De voedselketens lopen door elkaar heen.

Een tekening van verschillende voedselrelaties in een gebied noem je een voedselweb.

Slide 24 - Tekstslide

6.1 Relaties
In een voedselweb kunnen dieren voorkomen die planten en dieren eten. Deze dieren noem je alleseters.

Een merel is een alleseter. Hij eet zowel bessen als lieveheersbeestjes.

Slide 25 - Tekstslide

6.1 Relaties
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden dan als voedsel gebruikt door afvaleters.

Een voorbeeld van een afvaleter is een regenworm.
Afvaleters horen niet bij een voedselweb, omdat een voedselweb bestaat uit levende organismen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
Je kunt biotische en abiotische factoren onderscheiden
Je kunt de niveaus van ecologie beschrijven

Slide 28 - Tekstslide

Milieu

Slide 29 - Tekstslide

Niveaus van de ecologie
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 32 - Tekstslide

HUISWERK VOOR VOLGENDE les
MAKEN PARAGRAAF 3.3
lees de blauwe blokken tussen de vragen

VRAAG 1 TOT EN MET VRAAG 11

BLZ. 116 TOT EN MET BLZ. 119
MAKEN PARAGRAAF 6.2

lees blz 153 t/m 162
maak opdr. 1 T/M 8 (7 overslaan)
waar: blz 153 t/m 162

MAKEN PARAGRAAF 6.2

lees blz 189 t/m 192
maak opdr. 1 T/M 8
waar: blz 193 t/m 197

huiswerk volgende les

Slide 33 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- weet je dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.
- kun je een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 34 - Tekstslide