week 7 lesbezoek

Woche 7 Deutsch
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woche 7 Deutsch

Slide 1 - Tekstslide

Programm Heute
1. Lernziele
2. Wiederholung 
3. An die Arbeit

Slide 2 - Tekstslide

1. Lernziele
Aan het einde van de les ...
... heb ik alle opdrachten van week 4+5 laten aftekenen.
... kan ik alle voorzetsels benoemen die de 4e naamval vragen.
... ken ik de persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en de 4e naamval.
... kan ik de 1e en 4e naamval in een zin herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke voorzetsels krijgen de 4e naamval?

Slide 5 - Woordweb

voorzetsels
Je hebt voorzetsels die altijd de 4e naamval krijgen. Zie je deze, dan weet je dat je de vierde naamval moet gebruiken


Slide 6 - Tekstslide

ich
du
er
wir
ihr
sie
mich
dich
ihn
uns
euch
sie

Slide 7 - Sleepvraag

persoonlijk voornaamwoorden 
Staat een van deze voorzetsels voor een persoonlijk voornaamwoord? Dan staat het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval.



Slide 8 - Tekstslide

Das Geschenk ist für ________ .
A
ich
B
mich

Slide 9 - Quizvraag

Ohne ______ ist alles doof .
A
du
B
dich

Slide 10 - Quizvraag

_______ spielen am Sonntag Hockey.
A
uns
B
wir

Slide 11 - Quizvraag

Tim und Karl, nicht alles dreht sich um ______.
A
ihr
B
euch

Slide 12 - Quizvraag

Weet je nog hoe je een zin in het Duits moet ontleden?

Slide 13 - Tekstslide

naamvallen herkennen
- staat er geen voorzetsel --> moet je de zin ontleden om te ontdekken om welk zinsdeel (naamval) het gaat
- dat doe je in het Duits op dezelfde manier als in het Nederlands --> makkelijk toch ;)

Slide 14 - Tekstslide

naamvallen herkennen (1e +4e)
het onderwerp = 1e naamval
voorbeeld:
Het kind pakt de bal.
Wie pakt? Het kind = onderwerp = 1e naamval
Wat pakt het kind? de bal = lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 15 - Tekstslide

naamvallen herkennen (1e +4e)
Je kan ook de HIJ/HEM-regel gebruiken.
voorbeeld:
Het kind pakt de bal.
Het kind kun je vervangen door hij: hij pakt de bal.
HIJ = onderwerp= 1e naamval
de bal kun je vervangen door hem: Het kind pakt hem.
HEM = lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

belangrijke deadlines
Meetmoment 22 maart
Inleveren Traumhaus t/m uiterlijk 28 maart

Slide 19 - Tekstslide