4 mavo woordenschatspel

Bienvenue!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue!

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMME
Examenidioom
Aan het eind van de les:
- weet ik welke leesstrategieën ik kan toepassen;
- weet ik wat de standaard opbouw is van een tekst en alinea;
- kan ik een woordenboek effectief gebruiken;

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulaire
Ronde 1: 
Op een teken van de docent pakt leerling 1 van ieder groepje een kaartje van de stapel en leest het woord voor. Leerling twee moet het woord vertalen naar het Nederlands. Als dit lukt wordt het kaartje weggelegd, als het niet lukt wordt de vertaling besproken en gaat het kaartje onder de stapel terug. Vervolgens pakt leerling 2 een kaartje van de stapel en moet leerling 3 vertalen. Daarna pakt leerling 3 een kaartje enz. Puntenverdeling na iedere ronde: Het groepje dat als eerste de hele stapel heeft weggespeeld, krijgt 3 punten. Het tweede groepje krijgt 2 punten en het derde groepje 1 punt. Na iedere ronde wordt de stapel geschud. 

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulaire
Ronde 2: 
Leerling 2 pakt een kaartje van de stapel. Leerling 2 beschrijft het woord op het kaartje in het Frans. Leerling 3 moet raden welk woord er beschreven wordt, enz. Het woord moet in het Frans genoemd worden. Wanneer het lukt, wordt het kaartje weggelegd. Zo niet, gaat het kaartje terug onder de stapel. 

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulaire
Ronde 3: 
Leerling 3 pakt een kaartje van de stapel en maakt met het woord een passende zin in de doeltaal. De zin wordt uitgesproken, maar het woord zelf wordt weggelaten en vervangen door het woord ‘piep’. Leerling 1 moet raden om welk het gaat, enz. 

Slide 5 - Tekstslide

Vocabulaire
Ronde 4: 
Leerling 2 pakt een kaartje van de stapel. Leerling 2 noemt de Nederlandse vertaling van het woord op het kaartje. Leerling 3 noemt het woord in de doeltaal. Puntenverdeling zoals bij ronde 1. De groep met de meeste punten heeft gewonnen. 

Slide 6 - Tekstslide

QUIZLET
Tous les liens sur Teams!

Slide 7 - Tekstslide

Texte 6
 14. Qu’est-ce qui est vrai d’après le premier alinéa ?
A. À 4 ans, Kayane savait déjà qu’elle voulait devenir joueuse
professionnelle de jeux de combat.
B. Dans les jeux de combat, Kayane a plus de talent que ses grands
frères.
C. Kayane a déjà participé à plusieurs tournois de jeux de combat.
D. Kayane est la meilleure joueuse professionnelle dans l’univers des
jeux de combat. 

Slide 8 - Tekstslide

Texte 6
 14. Qu’est-ce qui est vrai d’après le premier alinéa ?
A. À 4 ans, Kayane savait déjà qu’elle voulait devenir joueuse
professionnelle de jeux de combat.
B. Dans les jeux de combat, Kayane a plus de talent que ses grands
frères.
C. Kayane a déjà participé à plusieurs tournois de jeux de combat.
D. Kayane est la meilleure joueuse professionnelle dans l’univers des
jeux de combat. 

Slide 9 - Tekstslide

Texte 6
15 « Ils étaient inquiets » (ligne 17)
De quoi est-ce que les parents de Kayane avaient peur d’après le
2ème alinéa ?
Ils avaient peur que leur fille 
A. ait de mauvaises notes à l’école.
B. ait des amis beaucoup plus âgés qu’elle.
C. ne s’entraîne pas assez pour les tournois.
D. soit trop jeune pour participer à des tournois. 

Slide 10 - Tekstslide

Texte 6
15 « Ils étaient inquiets » (ligne 17)
De quoi est-ce que les parents de Kayane avaient peur d’après le
2ème alinéa ?
Ils avaient peur que leur fille 
A. ait de mauvaises notes à l’école.
B. ait des amis beaucoup plus âgés qu’elle.
C. ne s’entraîne pas assez pour les tournois.
D. soit trop jeune pour participer à des tournois. 

Slide 11 - Tekstslide

Texte 6
16. Wat kun je concluderen uit de derde alinea?
A E-sport is in Japan en in Amerika populairder dan in Frankrijk.
B Kayane laat zich niet snel afleiden door haar tegenstanders.
C Voor e-sport is meer nodig dan alleen een goede techniek. 

Slide 12 - Tekstslide

Texte 6
16. Wat kun je concluderen uit de derde alinea?
A E-sport is in Japan en in Amerika populairder dan in Frankrijk.
B Kayane laat zich niet snel afleiden door haar tegenstanders.
C Voor e-sport is meer nodig dan alleen een goede techniek. 

Slide 13 - Tekstslide

Texte 6
 17. Qu’est-ce que Kayane raconte sur les femmes au 4ème alinéa ?
Dans l’univers des jeux, les femmes
A. font preuve de talent.
B. se comportent comme des princesses.
C. se montrent de plus en plus violentes.
D. sont souvent d’origine américaine.

18. « j’ai aussi fait des études de commerce » (regel 73-74)
Welke reden geeft ze hiervoor in de laatste alinea?

Slide 14 - Tekstslide

Texte 6
 17. Qu’est-ce que Kayane raconte sur les femmes au 4ème alinéa ?
Dans l’univers des jeux, les femmes
A. font preuve de talent.
B. se comportent comme des princesses.
C. se montrent de plus en plus violentes.
D. sont souvent d’origine américaine.

18. « j’ai aussi fait des études de commerce » (regel 73-74)
Welke reden geeft ze hiervoor in de laatste alinea?
Ze weet niet of ze (in de toekomst) (nog) kan leven van de
e-sport/computerspelletjes.

Slide 15 - Tekstslide

Texte 7
19. Wie keurt spieken goed?
A Marie
B Pierre
C Gabin
D Emmy 

Slide 16 - Tekstslide

Texte 7
19. Wie keurt spieken goed?
A Marie
B Pierre
C Gabin
D Emmy 

Slide 17 - Tekstslide

Texte 8
20. Qu’est-ce que Maatje Mostart raconte au premier alinea ?
Les élèves néerlandais
A. doivent étudier l’histoire d’Anne pendant les cours d’histoire au
collège.
B. font connaissance du journal d’Anne pendant les cours à l’école
primaire.
C. s’intéressent beaucoup aux événements qui ont eu lieu pendant la
Seconde Guerre mondiale. 

Slide 18 - Tekstslide

Texte 8
20. Qu’est-ce que Maatje Mostart raconte au premier alinea ?
Les élèves néerlandais
A. doivent étudier l’histoire d’Anne pendant les cours d’histoire au
collège.
B. font connaissance du journal d’Anne pendant les cours à l’école
primaire.
C. s’intéressent beaucoup aux événements qui ont eu lieu pendant la
Seconde Guerre mondiale. 

Slide 19 - Tekstslide

Texte 8
21 Welke vraag past op de open plek in de tweede alinea?
A. À quel âge est-ce qu’Anne a commencé à écrire son journal ?
B. Combien de jeunes ont déjà lu le journal d’Anne ?
C. Comment expliquer le succès du journal d’Anne ?
D. Pour qui est-ce qu’Anne a voulu écrire son journal ? 

Slide 20 - Tekstslide

Texte 8
21 Welke vraag past op de open plek in de tweede alinea?
A. À quel âge est-ce qu’Anne a commencé à écrire son journal ?
B. Combien de jeunes ont déjà lu le journal d’Anne ?
C. Comment expliquer le succès du journal d’Anne ?
D. Pour qui est-ce qu’Anne a voulu écrire son journal ? 

Slide 21 - Tekstslide

Texte 8
22. « Otto, le … du passé » (regel 32-33)
Er gebeuren tegenwoordig toch weer dingen waaruit blijkt dat mensen niet
echt hebben geleerd van het verleden.

Schrijf de eerste twee woorden op van de zin uit de 
derde alinea waarin je dat leest. 

Slide 22 - Tekstslide

Texte 8
22. « Otto, le … du passé » (regel 32-33)
Er gebeuren tegenwoordig toch weer dingen waaruit blijkt dat mensen niet
echt hebben geleerd van het verleden.

Schrijf de eerste twee woorden op van de zin uit de 
derde alinea waarin je dat leest. 
Aujourd’hui, on 

Slide 23 - Tekstslide

Travaillez l'examen
  • Faire: texte 9 et 10 - les questions 23 - 33 

  • Fini?
Apprenez le vocabulaire!
Examenidioom chapitre 9, 10, 11, 12

Slide 24 - Tekstslide

Quizlet live

Slide 25 - Tekstslide