Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
les 16/12
Wat gaan we vandaag doen?
Opwarmer
teksten--> nieuwsberichten
Nakijken leestaak
Start paragraaf woorden
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Enseignement Secondaire
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
75 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wat gaan we vandaag doen?
Opwarmer
teksten--> nieuwsberichten
Nakijken leestaak
Start paragraaf woorden
Slide 1 - Tekstslide
Tekstdoel
Het tekstdoel is wat de schrijver wil bereiken bij de lezer.
Er zijn vier hoofdgroepen:
Informeren – feiten, uitleg geven
Overtuigen – lezer overtuigen van mening schrijver
Activeren – aanzetten tot actie
Amuseren – vermaken
Nieuwsberichten hebben bijna altijd als doel...?
Slide 2 - Tekstslide
Tekstsoort
De tekstsoort is de categorie waartoe een tekst met dat doel behoort.
Voorbeelden per tekstdoel:
Informeren → informatieve teksten
Overtuigen → betogende teksten
Activeren → activerende teksten
Amuseren → amuserende teksten
Slide 3 - Tekstslide
Tekstvorm
De tekstvorm is de concrete, herkenbare vorm waarin de tekst verschijnt.
Informeren → nieuwsbericht, verslag, achtergrondartikel
Overhalen/overtuigen → betoog, recensie, column
Activeren → reclame, oproep, flyer
Amuseren → verhaal, strip, roman
Slide 4 - Tekstslide
Kenmerken van een nieuwsbericht deel 1
Een goed nieuwsbericht:
geeft duidelijk antwoord op 5 W’s + H:
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
Slide 5 - Tekstslide
Kenmerken van een nieuwsbericht deel 2
Een goed nieuwsbericht:
is actueel
begint met belangrijkste (titel en inleiding)
bevat feiten, geen mening
gebruikt een neutrale toon
Plaatsnaam
Slide 6 - Tekstslide
Kies een short
Nieuwsbericht?
https://www.vrt.be/nwsnwsnws/nl/kijk/
Slide 7 - Tekstslide
Bespreken leestaak
Maken leestaak vanaf blz. 122
Opdrachten 22 t/m 25
Slide 8 - Tekstslide
Woorden 2.5
woord associatie
Slide 9 - Tekstslide
de getuige
Slide 10 - Woordweb
de vrijspraak
Slide 11 - Woordweb
de crimineel
Slide 12 - Woordweb
vervolgen
Slide 13 - Woordweb
witwassen
Slide 14 - Woordweb
constateren
Slide 15 - Woordweb
In Australië vieren ze kerst in de zomer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Hoe heet
deze kerst-
film?
A
The Polar Express
B
Klaus
C
The Grinch
D
Home Alone
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer is het kerst?
A
25, 26, 27 december
B
24, 25, 26 december
C
26, 27, 28 december
D
5 december
Slide 18 - Quizvraag
kerstbomen en kerstballen?
A
kerstbomen, -ballen
B
kerst- en kerstballen
C
kerst- en kerstballen
D
kerstbomen en - ballen
Slide 19 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Dit jaar hebben wij groene Kerstballen
B
Dit jaar hebben wij groene kerst ballen
C
Dit jaar hebben wij groene Kerst ballen
D
Dit jaar hebben wij groene kerstballen
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heet dit groene wezen dat kerst haat?
A
Glitch
B
Gritch
C
Glinch
D
Grinch
Slide 21 - Quizvraag
Een witte kerst is een begrip in Nederland.
Maar euh... hoe vaak hebben we eigenlijk een witte kerst gehad in Nederland sinds 1900?
A
31 keer
B
8 keer
C
65 keer
D
47 keer
Slide 22 - Quizvraag
Nu de kerst (naderen), zijn de dagen van deze kalkoen (tellen). Wat is juist gespeld?
A
nadert, getelt
B
nadert, geteld
C
naderd, getelt
D
naderd, geteld
Slide 23 - Quizvraag
Kerstbomen waren er vroeger niet voor iedereen. Wie begon er met het zetten van een kerstboom?
A
De Noren
B
De Germanen
C
rijke Engelsen
D
rijke Duitsers
Slide 24 - Quizvraag
Welk kerstartikel werd vroeger gebruikt om heksen te verjagen?
A
Piek
B
Kerstster
C
Kerstkrans
D
Kerstbal
Slide 25 - Quizvraag
All she wants for is ....
Wat wil ze voor Kerst hebben?
A
Me
B
You
C
Him
D
She
Slide 26 - Quizvraag
Hoe zeg je ‘Fijne kerst allemaal’ in straattaal?
A
Yo! Hoho! you beaches
B
Fijne kerst peepz
C
Happy Christmazzzz
D
Fijne kerst a niffauws
Slide 27 - Quizvraag
Hoeveel insecten leven er ongeveer in je kerstboom?
A
3000
B
20
C
5.000.000
D
25.000
Slide 28 - Quizvraag
Welke twee kleuren staan voor kerst?
A
Groen en rood
B
Blauw en rood
C
Groen en geel
D
Paars en groen
Slide 29 - Quizvraag
Waarom is de neus van Rudolf rood?
A
Het is een aangeboren kenmerk. En juist daarom koos de kerstman Rudolf.
B
Door de kou en onderkoeling kleurt de neus van Rudolf rood.
C
Zijn neus kleurt rood van de stress.
D
Rudolf heeft een rode neus door de zware inspanning en het trekken van zware gewichten.
Slide 30 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
T4 Spelling Herhaling
8 days ago
-
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
November 2025
-
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
EDUbox Politiek: Jouw stem in ons politiek systeem
October 2023
-
79 slides
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox
T4L4: Mijn of jouw thuis (voorspellen)
15 days ago
-
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T2L3: Talentvolle Tiny (persoonsvorm)
November 2025
-
7 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 1 VRT Mobiliteit
March 2023
-
53 slides
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox
Creatief Schrijven: Helden en schurken
February 2023
-
7 slides
Nederlands
Lager onderwijs
T2L9: Supertalenten
October 2025
-
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs