De uitscheiding: het urinestelsel

LE2 week 3: Anatomie en fysiologie van het urinestelsel
                       De werking van het plasmechanisme

Lesdoelen
  1.  Aan het einde van de les kun je de belangrijkste functies van de nieren benoemen volgens LE2
  2. Aan het einde van de les kun je de werking van het plasmechanisme benoemen volgens LE2
Het urinestelsel
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
voeding-verzorgingSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

LE2 week 3: Anatomie en fysiologie van het urinestelsel
                       De werking van het plasmechanisme

Lesdoelen
  1.  Aan het einde van de les kun je de belangrijkste functies van de nieren benoemen volgens LE2
  2. Aan het einde van de les kun je de werking van het plasmechanisme benoemen volgens LE2
Het urinestelsel

Slide 1 - Tekstslide


Waarom leren we binnen deze studierichting over de uitscheiding?

Slide 2 - Open vraag

Neem je handboek p. 108 en lees over de uitscheiding. Dit heb je nodig voor de volgende quizvragen.

Slide 3 - Tekstslide

Noem 4 uitscheidingsproducten op.

Slide 4 - Open vraag

Wat geraken we kwijt tijdens de afscheiding?
A
afvalstoffen en nuttige stoffen
B
afvalstoffen
C
afvalstoffen en overtollige stoffen uit de adem
D
nuttige stoffen

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn afvalstoffen?
A
nutteloze of schadelijke bijproducten van de stofwisseling
B
nuttige bijproducten

Slide 6 - Quizvraag

Wat bevat het bloed dat uit onze organen wegstroomt?
A
afvalstoffen en CO
B
afvalstoffen en CO2
C
ballaststoffen en CO

Slide 7 - Quizvraag

Welke afvalstof verwijder je via de ademhaling?
A
CO
B
CO2

Slide 8 - Quizvraag

Hoe worden de vaste afvalstoffen verwijderd?
A
via de mond
B
via de neus
C
via de darmen
D
via de huid

Slide 9 - Quizvraag

Welke afvalstof verwijder je via de nieren?
A
adem
B
zweet
C
urine
D
stoelgang

Slide 10 - Quizvraag

Welke afvalstof verwijder je via de huid?
A
zweet
B
urine
C
stoelgang
D
adem

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er als we deze afvalstoffen niet kwijtgeraken?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

De nieren 3 delen en functies
Nierschors: verwijdert afvalstoffen, 
overtollig water, overtollige zouten en
schadelijke stoffen--> zuiveren bloed.
niermerg: wint water en belangrijke 
stoffen terug
nierbekken: verzamelt de urine
NIEREN REINIGEN HET BLOED!!

Slide 16 - Tekstslide

Overzicht doorsnee nier 

Nierkapsel

Nierschors

Niermerg

Nierbekken: Verzamelen van urine 


Urinebuis : 20 tot 30 cm lang 

Urineblaas





 


Slide 17 - Tekstslide

Wat is nummer 1
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
D
urineleider

Slide 18 - Quizvraag

Wat is nummer twee?
A
nierschors
B
nierbekken
C
niermerg
D
urineleider

Slide 19 - Quizvraag

Wat is nummer drie?
A
nierschors
B
nierbekken
C
niermerg
D
urineleider

Slide 20 - Quizvraag

Wat is nummer vier?
A
nierschors
B
nierbekken
C
niermerg
D
urineleider

Slide 21 - Quizvraag

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Urineleiders
De 'weg' tussen de nieren en de blaas.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Noem een stof op die in urine zit.

Slide 26 - Open vraag

Wat is een urineblaas?

Slide 27 - Open vraag

Hoe komt het dat we de drang voelen om te plassen?

Slide 28 - Open vraag

Hoeveel urine produceren we maximaal per dag?
A
0,6 liter
B
1,5 liter
C
1 liter

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Hoe verklaar je dat de ochtendurine sterker van geur en kleur is?

Slide 34 - Open vraag

Verbetering:
Er zitten meer afvalstoffen in een kleinere hoeveelheid urine omdat je minder drinkt.

Slide 35 - Tekstslide

Soms vraagt je huisarts om een urinestaal binnen te brengen voor onderzoek. Waarom is dit best ochtendurine?

Slide 36 - Open vraag

Verbetering:

De urine is sterker, straffer!

Slide 37 - Tekstslide

Relatie vochtverlies-vochtopname
Wanneer krijg je een dorstgevoel?
- na een zware inspanning
- bij warmte
- bij onvoldoende vochtbalans

Slide 38 - Tekstslide

Waarom drink je?
- zin om te drinken
- medicatie in te nemen
- gezelligheid
- koorts
- dorst

Slide 39 - Tekstslide

Langs welke wegen verliest je lichaam vocht?
- adem
- zweten
- urine
- stoelgang

Slide 40 - Tekstslide

Op welke manieren kan je extreem veel vocht verliezen?

Slide 41 - Open vraag

Verbetering:

diarree en braken

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Ik verlies het minste vocht via
A
de longen
B
de urine
C
de huid
D
de stoelgang

Slide 45 - Quizvraag

Ik verlies het meeste vocht via
A
de longen
B
de urine
C
de huid
D
de stoelgang

Slide 46 - Quizvraag

Wat is dehydratatie?
A
Meer vocht uitscheiden dan opnemen
B
vochtophoping
C
Minder vocht uitscheiden dan opnemen

Slide 47 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor overhydratatie?
A
uitdroging
B
zweet
C
oedeem
D
urine

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Op warme dagen droogt mijn lichaam sneller uit.
A
ja
B
neen
C
ik weet het niet

Slide 51 - Quizvraag

Waarom moet je opletten met koffie en thee (2)

Slide 52 - Open vraag

Waarom mag je het plassen niet onderbreken?

Slide 53 - Open vraag

een volwassene zou minstens ................ moet drinken
A
1500
B
1000
C
2000
D
1300

Slide 54 - Quizvraag

schuimende urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking

Slide 55 - Quizvraag