U4 les 5

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Tekstslide

Vendredi 11 mars
Les objectifs pour aujourd'hui :

- Jij kunt een tekst over een woonomgeving begrijpen;
- Jij kunt het werkwoord "aller" (gaan) vervoegen en gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Qui a fait les devoirs ?
1/ Ten derde, schrijf de hele vervoeging van het werkwoord "aller", met de vertaling, op papier.
  



2/ Ten derde, schrijf 3 zinnen op papier met het werkwoord "aller" in de tegenwoordige tijd. En zin behoort tot een onderwerp + werkwoord + rest van de zin. B.V. : le lundi, je vais à PNC is een hele zin.
Pas op: schrijven op IPad is niet voldoen. Anders krijg jij "huiswerk vergeten" in Magister.



Slide 3 - Tekstslide

Objectif numéro 1
Jij kunt een tekst over een woonomgeving begrijpen :
on corrige les devoirs

Slide 4 - Tekstslide

Exercice 5, page 120
  • 1/ Maël woont/ habite au centre de Paris / à Paris.

  • 2/ Louna woont/ habite à Arcachon, dans le sud-ouest de la France (pas op: "sur la plage" is niet helemaal voldoen, dat zou een strand in een andere stad/ land kunnen zijn...)

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 1a/ J'habite : infinitif = habiter
  • "er" gaat weg"
  • J'habite
  • Tu habites
  • Il / elle / on habite
  • Nous habitons
  • Vous habitez
  • Ils / elles habitent

Slide 6 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 1b/ habiter = vivre
  • J'habite = je vis
  • 2a = faux (niet waar). Waar in de tekst?
  • "J'habite au centre de Paris et j'adore ça !"
  • 2b = vrai (waar). Waar in de tekst?
  • "Les magasins sont tous près"
  • 2c = faux (niet waar). Waar in de tekst?
  • "Pour moi, la campagne c'est trop calme"

Slide 7 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 3a/ Sa grand-mère habite chez Maël. Waar in de tekst?
  • "ma grand-mère habite dans le même immeuble, au deuxième étage".
  • 4a/ en face de = tegenover
  • 4b au coin de = om de hoek
  • 5a/ Pourquoi ? Parce que....
  • Pourquoi faire du vélo est dangereux ?
  • 5b/ "parce que"

Slide 8 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 6/ A, D, sa maison est sur la plage
  • 7/ ils font du surf
  • 7/ la plage est leur (hun) jardin
  • 8/ Réponse (antwoord) : Non, je ne veux pas
  • 8/ Raisons (reden) : Je n'aime pas la circulation et le bruit
  • 9a/ Maël habite au centre de Paris / Louna habite à Arcachon, sur la plage
  • 9a/ Maël habite dans une ville avec beaucoup de circulation / Louna habite dans une ville avec  peu de circulation

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 9a/ Le collège de Maël est au coin de la rue / Le collège de Louna est loin
  • 9a Maël habite dans un appartement / Louna habite dans une maison
  • 9b/ Ils habitent tous les deux (allebei) avec leurs (hun) parents
  • 10a/ la campagne = platteland
  • 10b/ petit village, nature
  • 11a/ je vais à pied
  • 11a/ nous allons faire du surf
  • 11b/ je vais

Slide 10 - Tekstslide

Exercice 6, page 120
  • 11b/ nous allons
  • 12a/ un centre de shopping
  • 12b/ faire du shopping, aller en terrasse, avoir rendez-vous
  • Il y a un nouveau centre de shopping, il est énorme !
  • Oui (ja) : les magasins sont ouverts (open) de 8h00 à 22h00.

Slide 11 - Tekstslide

Objectif numéro 2
Jij kunt het werkwoord "aller" (gaan) vervoegen en gebruiken :

Tu vas sur LessonUp.

Slide 12 - Tekstslide

Je vais
Tu vas

Il va
Elle va
Ik ga

Jij gaat

Hij gaat

Zij gaat

Slide 13 - Sleepvraag

Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils
allons
va
vont
vais
allez
vas

Slide 14 - Sleepvraag

Ik ga
Jij gaat
Men gaat
Wij gaan
Jullie gaan / U gaat
Zij gaan
Elles vont
On va
Nous allons
Tu vas
Je vais
Vous allez

Slide 15 - Sleepvraag

Ce week-end, nous allons .... Barcelone
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 16 - Quizvraag

Il est content, il va bientôt .... Maroc.
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 17 - Quizvraag

Elle est contente, elle va bientôt .... Tunisie
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 18 - Quizvraag

Een hele zin met het werkwoord "aller" (vergeet niet om het werkwoord te vervoegen!)

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Zelfstandig werken
Ouvre le livre pages 124 et 125
Fais les exercices 8A, 8B et 8C.

Slide 21 - Tekstslide