Les 4 Begrijpend lezen (herhaling toetsweek) 23'

Maandag 5 juni
  • 10 minuten stillezen
  • Onderwerp, deelonderwerp en kernzinnen
  • Aan de slag! - Samen aantal vragen t/m slide 21.
  • Quiz! Winnaar = sticker
  • Aan de slag! - Tekst 14 lezen + zelfstandig vragen beantwoorden bij tekst
timer
10:00
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Maandag 5 juni
  • 10 minuten stillezen
  • Onderwerp, deelonderwerp en kernzinnen
  • Aan de slag! - Samen aantal vragen t/m slide 21.
  • Quiz! Winnaar = sticker
  • Aan de slag! - Tekst 14 lezen + zelfstandig vragen beantwoorden bij tekst
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...

...geleerd hoe je een het antecedent van verwijzingen kan opschrijven.
...wat citeren is.
...hoe je de kernzin uit een alinea haalt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren (herhalen)...
...wat het onderwerp van de tekst is.
...wat het deelonderwerp van de tekst is.
...alinea's leren herkennen.
...kernzin herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik:
door welke drie manieren kun je een alinea herkennen?

Slide 4 - Woordweb

Alinea's herkennen
- Door een witregel te gebruiken.
- Er wordt ingesprongen.
- Er wordt verder gegaan op een nieuwe regel ('Enter').

Slide 5 - Tekstslide

Zet de onderdelen op de juiste plek.
Inleiding
Kern
Slot
Introductie van het onderwerp
Deelonderwerp 1
Samenvatting
Conclusie
Anekdote
Deelonderwerp 2
Belangstelling
wekken
Deelonderwerp 3

Slide 6 - Sleepvraag

Onderwerp en deelonderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerp

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp, deelonderwerp en kernzin

Onderwerp = waar de hele tekst over gaat.
Het onderwerp noteer je in één of enkele woorden

Deelonderwerp = het onderwerp van één (of soms meerdere) alinea('s). Noteer je in één of enkele woorden. Haal je vaak uit de kernzinnen.

Kernzin = belangrijkste zin van de alinea. De rest van de alinea bevat voorbeelden of een toelichting (uitleg).




Slide 9 - Tekstslide

Samenvatting van de tekst in 1 zin.
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij elkaar hoort, heet een ...
Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een alinea
Activeren, opiniëren, amuseren, informeren, overtuigen
Hoofdgedachte
Alinea
Onderwerp
Deelonderwerp
Tekstdoelen

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

Quiz!
Sticker?

Winnaar na 9 vragen!

Slide 12 - Tekstslide

1. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort uiteenzettende tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 13 - Quizvraag

2. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort informerende tekst?
A
opiniëren
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

3. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm recept?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 15 - Quizvraag

4. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm sollicitatiebrief?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
overhalen

Slide 16 - Quizvraag

5. Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en activeren?
A
Er is geen verschil.
B
Overtuigen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Activeren: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
C
Activeren: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overtuigen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)

Slide 17 - Quizvraag

6. Een tekst heeft vaak meerdere doelen, maar 1 hoofddoel (belangrijkste doel).
A
dit klopt
B
dit klopt niet

Slide 18 - Quizvraag

7. Wat is een tussenkopje?
A
De titel van de tekst.
B
De titel van de inleiding.
C
De titel van een alinea.
D
De titel van het slot.

Slide 19 - Quizvraag

8. Wat is het verschil tussen een tussenkopje en de titel?
A
Er is geen verschil.
B
Een tussenkopje gaat over de hele tekst. De titel gaat over een alinea.
C
De titel gaat over de hele tekst. Een tussenkopje gaat over een alinea.

Slide 20 - Quizvraag

9. Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp?
A
Er is geen verschil.
B
Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
C
Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides:
Les 6: Leesvaardigheid, slides 23 t/m 36.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
aspecten van het onderwerp

Slide 23 - Quizvraag

Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?

Slide 24 - Quizvraag

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 26 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 27 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over gamen?
A
Gameverslaving
B
Soorten games
C
Ontstaan van de aarde
D
Zakgeld

Slide 28 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 29 - Quizvraag

Bedenk 3 deelonderwerpen die voor kunnen komen in een tekst over gameverslaving.

Slide 30 - Open vraag

Op welke 4 manieren kan een schrijver zijn tekst inleiden?

Slide 31 - Open vraag

Op welke 3 manieren kan een schrijver zijn tekst afsluiten?

Slide 32 - Open vraag

Aan de slag!
Open het boek Op Niveau.
Lees tekst 14 op blz. 310 grondig door.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag!

Pak je boek Op Niveau erbij.
Samen lezen! Tekst 14 op blz. 310 Op Niveau.

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak vraag 1 t/m 5 op de volgende slides.

De vragen horen bij: 
- Tekst 14 uit Op Niveau, blz. 310.

Maak: de tot-slot-vraag op de laatste slide.

Slide 35 - Tekstslide

1. Schrijf het deelonderwerp van alinea 2 op.

Slide 36 - Open vraag

2. Formuleer in eigen woorden de kernzin van alinea 2.

Slide 37 - Open vraag

3a. Wat is het doel van tekst 14?
3b. Schrijf het onderwerp van tekst 14 op. Gebruik maximaal 5 woorden.

Slide 38 - Open vraag

4. 'Dat opent perspectieven: mogelijk kan met de duizenden stukken perkament die liggen
opgeslagen in bibliotheken, de ontwikkeling van veerassen op een heel nieuwe manier worden gereconstrueerd.'

Bevat deze zin volgens jou een feit of een mening? Leg uit waarom je hiervoor kiest.

Slide 39 - Open vraag

5. Tot slot:
Wat vind je nog lastig?

Slide 40 - Open vraag

Einde les

Slide 41 - Tekstslide