Lezen 1.2 - 4 basis

Lezen 1.2 - 4 basis
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen 1.2 - 4 basis

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

- Je weet wat de negen tekstverbanden zijn en welke signaalwoorden daarbij horen.

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden geven het verband aan tussen woorden, zinnen en alinea's.
Geef een voorbeeld van een signaalwoord.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Verband: opsomming

Signaalwoorden: en, ook, daarnaast, bovendien, als eerste, vervolgens, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij is ook een prima zwemmer. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 5 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 6 - Open vraag

Verband: tegenstelling

Signaalwoorden: maar, toch, echter, daarentegen, integendeel, hoewel

De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende heel erg hard.

Slide 7 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 8 - Open vraag

Verband: voorbeeld

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals, ter illustratie

In de natuur komen verschillende slangen voor, zoals adders en ratelslangen.

Slide 9 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een voorbeeld aan?

Tijdens gym doen we verschillende sporten. Zo voetballen we soms, maar moeten we ook hardlopen en turnen.

Slide 10 - Open vraag

Verband: reden of argument

Signaalwoorden: omdat, want, daarom, vanwege, immers, namelijk

Ik vind dat we een huiswerkvrije school moeten krijgen, want dan hoef je thuis niets meer voor school te doen.

Slide 11 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een reden aan?

Ik heb geen zin om te fietsen, omdat het regent.

Slide 12 - Open vraag

Verband: oorzaak - gevolg

Signaalwoorden: doordat, hierdoor, met als gevolg

De trein was vertraagd. Hierdoor kwam ze te laat.


Slide 13 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft oorzaak-gevolg aan?

De straat is ondergelopen doordat het hard geregend heeft.

Slide 14 - Open vraag

Verband: doel - middel

Signaalwoorden: waarmee, door middel van, om te

Hij had een pen mee, waarmee hij de opdrachten kon maken.


Slide 15 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft doel-middel aan?

Je moet een goed cijfer voor je eindexamen halen, om te kunnen slagen.

Slide 16 - Open vraag

Verband: conclusie

Signaalwoorden: dus, kortom, dan ook

Het is dus niet zo moeilijk om een voldoende voor de toets te halen als je leert.

Slide 17 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een conclusie aan?

Kortom, we hebben best lang vakantie.

Slide 18 - Open vraag

Verband: volgorde

Signaalwoorden: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte

De kapper wast eerst het haar, daarna kamt hij het en
ten slotte knipt hij het in model.

Slide 19 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een volgorde aan?

Begin december viel er veel sneeuw. Vervolgens hadden we geen witte kerst.

Slide 20 - Open vraag

Verband: tijd

Signaalwoorden: terwijl, voordat, nadat, tijdens, alvast

We zijn alvast met de les begonnen, terwijl nog niet iedereen in de klas was.

Slide 21 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een tijd aan?

Je moet je huiswerk maken, voordat de docent boos wordt.

Slide 22 - Open vraag