Ontleden gezegde

Welkom

Zinsontleding
Naamwoordelijk gezegde
Nederlands
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Zinsontleding
Naamwoordelijk gezegde
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Uitleg naamwoordelijk gezegde (10min)
  2. Oefenen (10min)
  3. Zelfstandig werken (20min)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat het verschil is tussen een werkwoordelijk- en een naamwoordelijk gezegde

  • kun je herkennen en uitleggen of een zin een werkwoordelijk- of naamwoordelijk gezegde bevat.

  • kun je aangeven of een zin een toestand van 'doen' of 'zijn' bevat. 

  • kun je een zin opdelen in zinsdelen: ow, pv, wg/ng, lv, mv en bwb + eventuele zinsdeelstukken benoemen (bvb en bijstelling).

Slide 3 - Tekstslide

Het gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde (wg) van een zin zegt wat iemand of iets (het onderwerp) doet.
    VB: Hij / loopt / elke dag / naar school.
    wg = loopt

  • Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is (of wordt of blijft).
VB: Matthias / wordt / later / zeer waarschijnlijk / wiskundeleraar.
ng = wordt [wiskundeleraar] 

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel:
  • Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

  • Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (wiskundeleraar) van het onderwerp (Matthias) geeft.
    Het koppelwerkwoord (wordt) koppelt de eigenschap aan het onderwerp.

 In zinnen met een lijdend voorwerp staat nooit een naamwoordelijk gezegde!

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
  • Het koppelwerkwoord ‘koppelt’ als het ware het naamwoordelijke deel aan het onderwerp.

  • Er zijn 9 koppelwerkwoorden:
    Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht: verzin een ezelsbruggetje om de koppelwerkwoorden te onthouden.

Slide 7 - Open vraag

Wel of geen naamwoordelijk gezegde? 
Stel drie vragen:


  1. Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin?
  2. Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)?
  3. Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 8 - Tekstslide

Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
doet
is of wordt

Slide 9 - Sleepvraag

Biologie is een fijn vak.
Benoem het zinsdeel 'is een fijn vak'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 10 - Sleepvraag

Hij kan verkeerd gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 11 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen

Slide 12 - Sleepvraag

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.

Slide 13 - Sleepvraag

Schrijf op wat je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open vraag

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag!
  • Maken opdracht Hoofdstuk 9.1 opdracht 1 t/m 4

  • Oefen met ontleden via de sites uit de vorige les.

Slide 16 - Tekstslide