4-3 Wetenschappelijke notatie van grote getallen

4-3 Wetenschappelijke notatie van grote getallen

Doel: Je kan grote getallen in de wetenschappelijk notatie zetten en andersom. 

- Herhaling
- Uitleg
- Zelfstandig werken


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4-3 Wetenschappelijke notatie van grote getallen

Doel: Je kan grote getallen in de wetenschappelijk notatie zetten en andersom. 

- Herhaling
- Uitleg
- Zelfstandig werken


Slide 1 - Tekstslide

Met welke factor moet je vermenigvuldigen als er 25% bij op komt?
A
0,75
B
1,025
C
0,075
D
1,25

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel procent gaat er af bij een factor van 0,70?

Slide 3 - Open vraag

Herman zet een bedrag van 5000 euro voor vier jaar vast bij een bank tegen een rentepercentage van 1,8%.
Bereken de factor die hij moet gebruiken.

Slide 4 - Open vraag

Bereken het bedrag dat hij na 4 jaar op de bank heeft staan.
Beginbedrag 5000. Rente is 1,8%

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Link

Neem het volgende over: 
-                                                             - Eerste getal moet altijd tussen 1                    en 10 zijn.
-                                                              - Vermenigvuldig altijd met een                              macht van 10.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf in de wetenschappelijke notatie:
50 000 = 5 x 10 000 = .......

Slide 8 - Open vraag

23a. Schrijf het volgende getal in de wetenschappelijke notatie:
92 000

Slide 9 - Open vraag

23e. Schrijf het volgende getal in de wetenschappelijke notatie:
17,4 miljoen

Slide 10 - Open vraag

24a. Bereken en schrijf daarna het getal uit in woorden.

2,25X108

Slide 11 - Open vraag

24b. Bereken en schrijf het getal uit in woorden:

3,2X105

Slide 12 - Open vraag

Maak opgave 26 op
blz. 131 en stuur hem in.
timer
5:00

Slide 13 - Open vraag

Opgave 26 bespreken.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Maak van paragraaf: 4-3 de opdrachten 20, 22, 23bcd, 24cd, 25, 27, 28, 29

Blz. 130, 131, 132
Kijk ook na!


Slide 15 - Tekstslide