Trappen van vergelijking

comparatives and superlatives
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

comparatives and superlatives

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet ik wat comparatives and superlatives (trappen van vergelijking) zijn.
  • weet ik wanneer ik ze moet gebruiken.
  • ken ik de spellingsregels.
  • kan ik de regels toepassen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij van comparatives and superlatives? (trappen van vergelijking)

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Uitzonderingen
Good - Better - Best
Bad - Worse - Worst
little - less - least (enkelvoud)
few - fewer - fewest (meervoud)
many/much - more - most
_____________________________________________________________
Latest = nieuwste
Last = allerlaatste

Slide 5 - Tekstslide

Nog 2 kleine extra's
too/ (not) enough
te en (niet) genoeg
I was too hot to run any further.
I wasn't going fast enough.

(not) as..... as
This film is not as good as the other one.

Slide 6 - Tekstslide

Degrees of comparison (trappen van vergeljiking)
1. Henk is _______ (short) than Kees.
2. Australia is _______(big) than England.
3. He thinks Chinese is the _____________(difficult) language in the world.
4. This is a _____________(interesting) book than the one I read last week.
5. Who is the ____________(rich) woman in the world?
6. Which is the______________(dangerous) animal in the zoo?
7. She was the _______________(clever) girl in class.
8. His house is _______________(beautiful) than her house.
9. Wow, you eat ___________(fast) than my dog.
10. They sing ___________(good) than I can remember.

Slide 7 - Tekstslide

It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 8 - Quizvraag

Michael Jackson was the
___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 9 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 10 - Quizvraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 11 - Quizvraag

My sister has a ____ room than I have. (big)

Slide 12 - Open vraag

I drive _________ than my husband. (safe)

Slide 13 - Open vraag

That group is ________ than the other group. (serious)

Slide 14 - Open vraag

The teacher likes to have the _____ talks. (dull)

Slide 15 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet ik wat comparatives and superlatives (trappen van vergelijking) zijn.
  • weet ik wanneer ik ze moet gebruiken.
  • ken ik de spellingsregels.
  • kan ik de regels toepassen in een zin.

Slide 16 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen behaald, ik weet hoe de grammatica werkt en kan het toepassen.
A
Ik snap het helemaal!
B
Ik snap het bijna, met opdrachten moet het lukken
C
Ik snap het bijna, graag nog een keer herhalen.
D
Ik snap het niet, en wil graag hulp.

Slide 17 - Quizvraag

get to work
do exercises
4.2 (page 48) exercise 4&5
4.2 (page 121) exercise 1&2

Slide 18 - Tekstslide