Persoonlijke ontwikkeling

1 / 44
volgende
Slide 1: Video
StudievaardighedenMentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Optioneel
Dit is een energizer die je als intro kunt gebruiken bij de workshop persoonlijke ontwikkeling. Het gaat om een paar zaken: 
  • hoe ga je om met iets dat niet in een keer lukt?
  • als je iets veel oefent, kun je jezelf verbeteren
Werkgeheugen
Workshop 
Persoonlijke ontwikkeling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen
Doelen: 
  • je weet het verschil tussen een fixed mindset en een growth mindset
  • je weet wat executieve vaardigheden zijn
  • je hebt je eigen persoonlijke ontwikkeling op dit gebied in kaart gebracht
  • je hebt een eigen ontwikkeldoel gekozen en daarvoor een plan van aanpak opgesteld

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen
De werking van je hersenen en mindset
Jouw houding heeft invloed op jouw ontwikkeling!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen
Kun je intelligenter worden?
Waarom wel/niet?

Slide 5 - Tekstslide

Groepsgesprek
Werkgeheugen
Kun je overal beter in worden?
Waarom wel/niet?

Slide 6 - Tekstslide

Groepsgesprek

Soms moet je je hersens even goed prikkelen!
Los daarom de volgende hersenkraker maar even op! Tijd:  1 minuut
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen
  • Welke gedachten gingen er door je heen tijdens het oplossen van de hersenkraker?
  • Welke gedachten zorgen ervoor dat je beter je best gaat doen?
  • Welke gedachten zorgen ervoor dat je minder je best gaat doen?

Slide 8 - Tekstslide

Groepsgesprek
Werkgeheugen
Gedachten die helpen tijdens het leren, horen bij de growth mindset. 

Gedachten die niet helpen, horen bij de fixed mindset
Gedachten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga het gewoon proberen en ik zie wel hoe ver ik kom

Het is gewoon te moeilijk


Iedereen kan dit, behalve ik
Wat hoort waarbij?
Fixed
Growth
Fixed
Fixed
Growth
Growth

Slide 12 - Sleepvraag

  • Laat de leerlingen de sleepvraag invullen;
  • Laat zien wat de 'goede' antwoorden zijn door één keer door te drukken;
  • Vraag leerlingen of het duidelijk is waarom de ene stelling bij 'growth' en de andere bij 'fixed' hoort.
Extra informatie
De eerste stelling raakt de kern van de 'growth mindset'. Carol Dweck vond in haar onderzoek dat deze stelling (wij hebben 'intelligentie' vrij vertaald naar 'slimmer') een goede voorspeller is voor of je een 'growth' of 'fixed' mindset hebt. De tweede stelling gaat over een mogelijk resultaat van een 'fixed' mindset: mensen met een 'fixed' mindset gaan moeilijke taken liever uit de weg, omdat ze het gevoel hebben dat ze niet mogen falen. De derde stelling gaat wederom over de kern van de mindsettheorie: wanneer je een growth mindset hebt geloof je dat je capaciteiten rekbaar zijn en je dus 'beter' kunt worden in datgene wat je oefent. 


Kijk het filmpje

...en bedenk welke van de mensen een
 fixed mindset, een growth mindset, of
een beetje van allebei heeft.
... en bedenk welke van de mensen een fixed mindset, een growth mindset of een beetje van allebei heeft
Bekijk het filmpje

Slide 13 - Tekstslide

  • Lees de opdracht voor en klik door naar het filmpje.

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wie had welke mindset? 
Growth
Fixed
Beide

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen
En jij?

  • Wat doe jij als iets niet (meteen) lukt?
  • Wat denk je als iets spannends op je pad komt?
  • Hoe ga jij om met feedback?
  • Mag je van jezelf fouten maken?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgeheugen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe stuur ik effectief mijn eigen gedrag?
Wist je dat ....
  • executieve vaardigheden net zo belangrijk zijn als intelligentie als het gaat om succes op school?
  • de executieve functies in je hersenen pas af zijn als je tussen de 25 en 30 jaar oud bent?
Executieve vaardigheden

Slide 19 - Tekstslide

5 min
Nog niet zo heel lang geleden dacht men dat het brein af was, zo rond de leeftijd van 18. Inmiddels hebben ze ontdekt dat iig het voorste gedeelte langer nodig heeft....tot ongeveer 25 of misschien wel 30 jaar oud.
Deze prefrontale cortex speelt een grote rol bij de executieve functies. Een verzameling aan processen die onze denkprocessen sturen en gedrag aansturen.

Slide 20 - Video

Druk: Beslissingen, samenwerken, opdrachten.
Aansturen gedrag vanuit onze hersenen (prefrontale cortex)
EF zijn processen in het brein die gedrag aansturen. Soort dirigent.
EF niet te zien, wel het gedrag dat daaruit vooruit komt.
11 EF's.....ieder met een belangrijke functie.
Tot ongeveer 30 jaar ontwikkelen. Daarom op jonge leeftijd sturen van gedrag niet altijd makkelijk.
Het kennen van de EF en jouw eigen profiel helpt jou om jouw schooltijd beter door te komen.
Executieve Vaardigheden
1. Werkgeheugen                                        6. Reactie-inhibitie                    2. Organisatie                                               7.  Emotieregulatie
3. Timemanagement                                8. Volgehouden aandacht
4. Planning/prioritering                           9. Taakinitiatie
5. Metacognitie                                          10. Flexibiliteit 
                                                                           11. Doelgericht gedrag

Slide 21 - Tekstslide

Linker rijtje denkvaardigheden
Rechter rijtje gedragsregulerende vaardigheden



Werkgeheugen

Slide 22 - Tekstslide

1. Werkgeheugen
  • informatie in je geheugen houden bij lastige taken, taken die uit meerdere onderdelen bestaan. 
  • bewust zijn van hoe je geheugen werkt
Het werkgeheugen is het deel van het geheugen waarin actief de informatie verwerkt wordt waar je op dat moment mee bezig bent of aan denkt. (een som oplossen, het verwerken van een instructie, bedenken wat je nodig hebt). 
Het werkgeheugen is beperkt: iets nieuws erin = iets anders eruit. 

Waar gebruik jij je werkgeheugen bij?
Waar gebruik jij je Werkgeheugen bij?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Organisatie

Slide 24 - Tekstslide

2. Organisatie
  • informatie en materialen kunnen ordenen volgens een bepaald systeem
  • weten waar alles staat (opgeslagen)
  • goed kunnen opruimen
Bijvoorbeeld: Opruimen, voorbereiden van spullen. Maar ook logisch ordenen van informatie in een werkstuk, zodat je het later terugvindt.
Waar sta jij?
Mijn spullen hebben een vaste plek, zodat ik er niet eerst naar hoef te zoeken.
Altijd
Meestal
Soms
Nooit

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Timemanagement

Slide 26 - Tekstslide

3. Timemanagement
  • tijd indelen, inschatten hoeveel tijd je nodig hebt, deadlines halen
  • je goed bewust worden van en leren omgaan met tijd
Speelt een rol bij: 
  • Op tijd komen of te laat. 
  • Wel of niet haasten.
  • Deadline wel of niet halen
  • Wel of geen stress op het laatste moment
Waar sta jij?
Het lukt mij altijd om deadlines te halen
Altijd
Meestal
Soms
Nooit

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Planning/prioritering

Slide 28 - Tekstslide

4. Planning/prioritering
  • plan bedenken om doel te bereiken, prioriteren, volgorde bepalen. 
  • bedenken wat je nodig hebt voor je werk en dat verzamelen voordag je begint.
Belangrijk bij grotere projecten, zoals een feest. Maar ook koken, huiswerk maken . 

Werkgeheugen
Wat helpt jou om goed te plannen?

Slide 29 - Tekstslide

Groepsgesprek
Metacognitie

Slide 30 - Tekstslide

5. Metacognitie
  • een stapje terug doen om jezelf en de situatie te overzien en om te bekijken hoe je een probleem hebt aangepakt = zelfevaluatie
  • inzicht in je eigen kennis
Deze functie ontwikkelt zich meestal als een van de laatste.

Waar sta jij?
ik begrijp achteraf waarom een bepaalde opdracht of toets niet zo goed ging.
Altijd
Meestal wel
Soms
Nooit

Slide 31 - Poll

Denk hierbij aan: te weinig gedaan, te veel afleiding, omstandigheden tijdens toets, verkeerd geleerd, stof anders begrepen, weinig in lessen geweest etc.
Reactie-inhibitie

Slide 32 - Tekstslide

6. Reactie-inhibitie
  • goed nadenken voordat je iets doet of zegt
  • je goed kunnen inhouden of stoppen als het nodig is
 Bijvoorbeeld niet zomaar opstaan, even wachten met reageren etc
Emotieregulatie

Slide 33 - Tekstslide

7. Emotieregulatie 
  • emotie en gedrag kunnen controleren
  • leren omgaan met tegenslagen of teleurstellingen
  • rustig kunnen blijven
Balans hierin is belangrijk: alles inhouden is ook niet goed.

Volgehouden aandacht

Slide 34 - Tekstslide

8.  Volgehouden aandacht
  • aandachtig blijven
  • afleiding negeren
  • langere concentratie kunnen afdwingen bij jezelf
Focus houden ondanks afleiding, moeheid of verveling.
Bijvoorbeeld als de taak lang duurt, je een appje krijgt, je moe bent.....

Wat zijn jouw grootste afleiders?

Slide 35 - Woordweb

voor de hand liggend: mobiel, internet, muziek

denk ook aan: bewegingsbehoefte, zithouding, gedachtes, moeheid, omgeving, mensen 
Taakinitiatie

Slide 36 - Tekstslide

9. Taakinitiatie
  • op tijd en efficiënt aan een taak beginnen
  • een goede werkplek kunnen vinden / creëren
Dus: aan de slag gaan en niet eerst 100 andere dingen die geen prioriteit hebben
Deze taak stel 
ik het langste uit:

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Flexibiliteit

Slide 38 - Tekstslide

10. Flexibiliteit 
  • flexibel omgaan met veranderingen of tegenslag
  • nieuwe informatie gebruiken
  • fouten herstellen
  • tegen iets onverwachts kunnen en niet in paniek raken bij iets onverwachts
  • zich kunnen aanpassen aan ideeën van anderen
Dus: doorgaan ook bij tegenslag, doelen bijstellen, een andere manier kiezen om iets op te lossen, opnieuw beginnen. Levert vaak frustratie en ruzie op.
Doelgericht gedrag

Slide 39 - Tekstslide

11. Doelgericht gedrag
  • je eigen doelen kunnen bepalen
  • je eigen doelen kunnen behalen
  • doorzetten 
Dus: doel formuleren en realiseren, ernaar toe werken. Niet opgeven. 
Zelfinzicht

Hoe pak ik het aan?

Wat werkt wel 
& wat niet?

Slide 40 - Tekstslide

Goed  om jezelf te kennen. Wat werkt voor jou en wat niet. En om dit te bespreken met ouders, vrienden en docenten. Hoe kunnen zij jou helpen of juist laten?

PROCES: niet vaststaand, want je verandert door de tijd heen.
Een proces van evalueren.
Wisselwerking

                                                Ontwikkeling Jongere



                                               Veranderende rol opvoeder
                                           (ouder/coach/...)

Slide 41 - Tekstslide

Eerder was de ouder de dirigent of de DJ. Hij/zij bediende de schuifjes (dacht aan gymtas, boekbespreking etc.)
Nu verandert de rol door het puberbrein dat aan het veranderen is. Dus voor beiden nieuw.
Zoektocht naar balans tussen begeleiden en loslaten: vergelijking leren fietsen. momenten van loslaten....druk kruispunt?
Werkgeheugen
Executieve Functies <> Executieve vaardigheden
Het verschil tussen executieve functies en executieve vaardigheden kun je vergelijken met voetballen: 

de executieve functie is als je beenspieren

het voetballen is de vaardigheid.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optie: vaardigheden aan functies koppelen
Nodig
  • Kaartjes met Executieve vaardigheden
  • Palet met Executieve functies

Opdracht
Leg de kaartjes bij de juiste Executieve Functie.

Organisatie
  • Groepjes van 4 à 5 personen
  • tijd = 10 minuten
timer
10:00

Slide 43 - Tekstslide

Dit is een optionele activiteit.
Waar sta jij?  Waar ga jij mee aan de slag?
Opdracht: 
  • Breng je eigen persoonlijke ontwikkeling in kaart
  • Kies het doel waar je als eerste aan wilt werken
  • Formuleer je plan van aanpak
Nodig
  • Document 'persoonlijke ontwikkeling (op papier)
Organisatie
  • Individueel
  • tijd = 15 minuten
timer
15:00

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies