Hoofdindeling van een balans

De dag van....

Een dag op het Montfort College 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De dag van....

Een dag op het Montfort College 

Slide 1 - Tekstslide

  Planning deze les


Starter (5 min)
Groepje doorgeven en data PO (10 min)
Terugblik toets en volgende toets (10 min )
Doelen deze les (5 min)
Introductie leningen en opgaven (40 min)
Afronden (10 min)





Slide 2 - Tekstslide

Hoe ging de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Balans (indeling)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen deze les

Aan het einde van de les weet je:

 - hoe de indeling van de balans is;
- kun je voorbeelden noemen bij de balansposten;
- verwerken van  financiële feiten in de balans.


Slide 5 - Tekstslide

Balans

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Synoniemen voor de linkerkant en rechterkant van de balans

Slide 8 - Open vraag

Wist je dat? (1)

- Dat de wet voorschrijft  hoe de balans moet worden ingedeeld. Titel 9  van boek 2 BW artikel 364
 

Slide 9 - Tekstslide

Wist je dat? (2)
Een balans altijd in evenwicht is, omdat de activa kant de waarde van de bezittingen aangeeft en je aan de passiva kant aangeeft hoe het vermogen is gefinancierd. (met Eigen Vermogen en/ of Vreemd Vermogen)

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt

Slide 11 - Quizvraag

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?
A
is altijd positief
B
staat aan de debetzijde van de balans
C
bezittingen min de schulden
D
wijzigt niet

Slide 12 - Quizvraag

Waarom staat het eigen vermogen op de creditzijde van de balans?

Slide 13 - Open vraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 14 - Quizvraag

Wat staat er aan de debetzijde van de balans
A
Het Eigen Vermogen
B
De schulden
C
De bezittingen
D
Crediteuren

Slide 15 - Quizvraag

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Opstelling bezit & kosten
C
Tijdstip overzicht
D
Eigen vermogen

Slide 16 - Quizvraag

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 17 - Quizvraag

Liquide middelen is hetzelfde als..
A
banksaldo
B
kasgeld
C
banksaldo en schulden
D
banksaldo en kasgeld

Slide 18 - Quizvraag

kort vreemd vermogen wordt ook wel ........... genoemd.
A
Vaste passiva
B
Vlottende passiva

Slide 19 - Quizvraag

Crediteuren zijn voor een bedrijf..
A
klanten die het bedrijf nog geld verschuldigd zijn
B
klanten die op lange termijn geld krijgen van het bedrijf
C
klanten die op korte termijn geld krijgen van het bedrijf
D
concurrenten

Slide 20 - Quizvraag

Een debiteur is een:
A
Wanbetaler
B
Een klant die nog geld van jou krijgt
C
Colporteur
D
Een klant waar jij nog geld van krijgt

Slide 21 - Quizvraag

Te betalen btw is de btw die......
A
je voor de inkoop van grondstoffen hebt betaald.
B
je verminderd met het totaal aan te vorderen btw.
C
je als ondernemer moet betalen over de omzet van je bedrijf.

Slide 22 - Quizvraag

de balans geeft een overzicht van de gehele financiële situatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Welke 'post' behoort tot de activa van de balans?
A
Rekening courant
B
Pand
C
Eigen vermogen
D
Crediteuren

Slide 24 - Quizvraag

Wat hoort niet op de balans thuis?
A
Gebouw
B
Huur
C
Crediteuren
D
Eigen vermogen

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht  1
Balans opstellen

Slide 26 - Tekstslide

Vul de categorieën in:
Vaste Activa
Eigen Vermogen
Liquide Middelen
Lang Vreemd Vermogen
Vlottende Activa
Kort Vreemd Vermogen

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2
financiële feiten verwerken in de balans

Slide 28 - Tekstslide

De balans moet in balans blijven
Een verandering van een balanspost heeft gevolgen
  • Een balanspost aan de debet kant daalt en de balanspost aan de credit kant daalt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • Een balanspost aan de credit kant stijgt en de balanspost aan de debet kant stijgt met zelfde bedrag (balans nog steeds in evenwicht).
  • OF de verandering vind binnen de debet of credit zijde plaats met een zelfde bedrag.




Slide 29 - Tekstslide

financiëel feit 1
Waarde bedrijfspand € 100.000
gefinancierd met een hypotheeklening

Slide 30 - Tekstslide

financiëel feit 2
Voorraad goederen van € 20.000, wordt voor 80 %  gefinancierd met leverancierskrediet
 

Slide 31 - Tekstslide

financiëel feit 3
De betalingsmiddelen zijn € 3.000

Slide 32 - Tekstslide

financiëel feit 4
Inventaris wordt voor €10.000 ingekocht. Bedrag wordt geleend vanuit een onderhandse lening

Slide 33 - Tekstslide

financiëel feit 5
Het eigen vermogen is € 30.000

Slide 34 - Tekstslide

financiëel feit 6
De vorderingen op de debiteuren bedraagt  € 5.000

Slide 35 - Tekstslide

financiëel feit 7
In de kluis van de onderneming ligt € 15.000 aan contant geld

Slide 36 - Tekstslide

financiëel feit 8
De onderneming verwacht € 20.000  te ontvangen van de belastingdienst

Slide 37 - Tekstslide

financiëel feit 9
Eventueel tekort wordt  opgevangen met rekeningcourant krediet (rood staan bij de bank)

Slide 38 - Tekstslide

Even herhalen (1)

Sleep de categorieën naar de juiste plek op de balans.

Slide 39 - Tekstslide

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 40 - Sleepvraag

Even herhalen (2)
Sleep de verschillende balansposten naar de juiste categorie.

Slide 41 - Tekstslide

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 42 - Sleepvraag

Afronding
Vragen?

Huiswerk voor in de vakantie staat op Magister.

Slide 43 - Tekstslide

Dilemma


Doorgaan of Vertragen?

Slide 44 - Tekstslide