5.1 Bewegingen vastleggen

Welkom!
Wat gaan we vandaag dit lesuur doen:
  • Algemene informatie voor NT
  • Uitleg 5.1 Bewegingen vastleggen
  • Pak alvast je boek, schrift en een pen!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat gaan we vandaag dit lesuur doen:
  • Algemene informatie voor NT
  • Uitleg 5.1 Bewegingen vastleggen
  • Pak alvast je boek, schrift en een pen!

Slide 1 - Tekstslide

Algemeen
  • planner staat in Teams --> bestanden --> mapje studiewijzer
  • huiswerk in je schrift
  • nakijken (boekje staat in Teams)
  • alle opdrachten maken
  • als je opdracht niet snapt, neem over uit antwoordenboekje en markeer met sterretje 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Zie bladzijde 8, deze nemen we samen door

Slide 3 - Tekstslide

Beweging vastleggen
Wat is een beweging: een verandering van de positie van een object in de loop van de tijd.

Bij het vastleggen van een beweging is het dus belangrijk om 2 grootheden vast te leggen:
- afstand/plaats
- tijd

Slide 4 - Tekstslide

Beweging vastleggen
Manier 1: met een video opname
a. meetlat of bekend voorwerp op opname; voor de afstand
b. camera staat stil 
c. tijd tussen de beelden is bekend 
d. beweging recht voor de camera langs

Slide 5 - Tekstslide

Beweging vastleggen
Manier 2: met een stroboscopische foto: Een stroboscopische foto is een foto waarop een beweging op meerdere momenten in één beeld is vastgelegd
a. meetlat of bekend voorwerp op opname
b. camera staat stil en is lang open 
(lange sluitertijd)
c. tijd tussen de flitsen van een 
stroboscooplamp is bekend
d. beweging recht voor de camera langs

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijk is dat je bij het vastleggen van een beweging altijd

  • de afgelegde afstand of plaats kunt herleiden
  • de tijd kunt achterhalen

Deze grootheden heb je nodig om berekeningen te kunnen maken!

Slide 7 - Tekstslide

Plaats-tijd tabel
Een tabel (verzameling meetgegevens) die je kunt maken met:
  • behulp van een video of (stroboscopische) foto, 
  • zelf kunt opmeten met een meetlint en een stopwatch

Belangrijk is dat je de afstand (plaats) en de tijd kunt meten.
Met behulp van een tabel kun je een grafiek maken.



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Plaats-tijd grafiek
Een grafiek met op de x-as de tijd en op de y-as de plaats

De afkorting van plaats is x
De afkorting van tijd is t
Andere naam: x-t grafiek

Slide 10 - Tekstslide

Afgelegde afstand
In een plaats-tijd diagram staat de plaats van de beweging ten opzichte van het beginpunt

De afgelegde afstand is niet hetzelfde als de plaats.
  • Plaats is waar je je op een bepaald moment bevindt
  • Afstand is de plaats t.o.v. het beginpunt van je meting
Vergelijk bijvoorbeeld figuur 1 met figuur 2

Slide 11 - Tekstslide

Figuur 1
Figuur 2

Slide 12 - Tekstslide

        Formule snelheid
Formule:   v = s/t
v = snelheid in meter per seconde (m/s)
s = afstand in meters
t = tijd in seconde (s)
We rekenen in de formule altijd met meters en seconden en, indien gevraagd, daarna pas om naar km/h

Slide 13 - Tekstslide

Omrekenen snelheid
van m/s  naar km/h        x 3,6
van km/h naar m/s       : 3,6
We rekenen in de formule altijd met meters en seconden en, indien gevraagd, daarna pas om naar km/h

Slide 14 - Tekstslide

Oefenvragen

Gebruik gegeven, gevraagd en oplossing (G,G,O)

1. Een hardloper rent met een constante snelheid van 5 m/s. Hoeveel meter legt hij af in 600 seconden?
2. Een auto rijdt een afstand van 900 meter met een snelheid van 25 m/s. Hoe veel seconden duurt de rit?

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking vraag 1
Gegeven:      v= 5 m/s
                          t= 600 s
Gevraagd: bereken de afstand in m
Oplossing: 𝑠=𝑣.𝑡
Invullen (let op de eenheid):
5 × 600 = 3000 m. De hardloper legt 3000 meter (3 km) af.

Slide 16 - Tekstslide

Uitwerking vraag 2
Gegeven: 𝑠 = 900m 
                     𝑣 = 25 m/s
Gevraagd: Bereken de tijd (t) in secondes
Oplossing:
t = s / v (let op de juiste eenheden)
t = 900 / 25
t = 36 s        Antwoord: De rit duurt 36 seconden.

Slide 17 - Tekstslide

Omrekenen
1. Een fietser rijdt met een snelheid van 54 km/u. Zet deze snelheid om naar m/s.
2. Een trein rijdt met 108 km/u. Hoeveel m/s is dit?
3. Een autorit duurt 3,2 uur. Hoeveel minuten duurt de rit?
4. Een film duurt 2 uur en 15 minuten. Hoeveel minuten duurt de film in totaal?
5. Een voetbalwedstrijd duurt 90 minuten. Hoeveel seconden duurt de wedstrijd?
6. Een zwemmer zwemt 200 meter in 4 minuten en 20 seconden. Hoeveel seconden duurt dit           in totaal?

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden:
1.  15 m/s
2.  30 m/s
3.  192 minuten


4. 135 minuten

5. 5400 seconden
6. 260 seconden

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk

Zie studiewijzer:
  • Lezen 5.1
  • Maken paragraaf 5.1 opdracht 1 tm 8 op bladzijde 12 tm 15
  • alles nakijken

Slide 20 - Tekstslide