Klas A2 zinsdelen H5

H5 Grammatica
Voorkennis:

- enkelvoudige en samengestelde zinnen
- hoofd- en bijzinnen
- nevenschikking/onderschikking
- nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H5 Grammatica
Voorkennis:

- enkelvoudige en samengestelde zinnen
- hoofd- en bijzinnen
- nevenschikking/onderschikking
- nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan onderscheid maken tussen zinsdelen en zinsdeelzinnen.
- Ik kan zinsdeelzinnen herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Noem een zinsdeel ( of meer dan één)

Slide 3 - Woordweb

Bijzinnen
1. Dit artikel beschrijft iets.
HZ: ow=dit artikel/pv/wg=beschrijft/ lv=iets
2.Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van duurzame energie.
HZ: ow=dit artikel/pv/wg=beschrijft/ lv=de ontwikkeling van duurzame energie
3.Dit artikel beschrijft hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.
HZ+BZ     HZ: ow=dit artikel/pv/wg=beschrijft|
                    BZ: lv= hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.

Slide 4 - Tekstslide

Bijzinnen zijn zinsdelen
3.Dit artikel beschrijft hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.
HZ+BZ     HZ: ow=dit artikel/pv/wg=beschrijft|
                    BZ: lv= hoe duurzame energieontwikkeling zich zal ontwikkelen.
=
lv-zin



Slide 5 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Wie de nieuwe KNVB-voorzitter wordt, is nog onduidelijk.

1. HZ+BZ?
2. Vervang de BZ door één woord
3. Welk zinsdeel is dat ene woord?

1. BZ+HZ
2. Dat is nog onduidelijk.
3. Dat=onderwerp


Slide 6 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat, leen ik niets meer uit.

1. HZ+BZ?
2. Vervang de BZ door één woord
3. Welk zinsdeel is dat ene woord?

Schrijf de antwoorden op. Er komen zo 3 vragen over.


Slide 7 - Tekstslide

Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat, leen ik niets meer uit.
A
BZ+HZ
B
HZ+BZ
C
HZ+HZ
D
HZ

Slide 8 - Quizvraag

BZ=Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat. Vervang door één woord.
A
Zij
B
Haar
C
Wij
D
Hij

Slide 9 - Quizvraag

BZ=Wie zo slordig met mijn kampeerspullen omgaat. Eén woord = haar. Zinsdeel?
A
ow
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 10 - Quizvraag

Zinsdeelzin
BZ = meewerkend voorwerp

Zo schrijf je dit op: mv-zin

Welke moet je kennen en benoemen:
1. ow-zin     2. lv-zin   3.mv-zin    4. bwb-zin

Slide 11 - Tekstslide

Zinsdeelzin zie blz.156?
Stappenplan:
1. Bepaal wat de HZ is
2. Geef de grenzen van de BZ(of bijzinnen) aan
3.Vul in de plaats van de bijzin(nen) een woord(groep)in.
4. Ontleed de HZ en stel vast welk zinsdeel de ingevulde woord(groep) is.
5. De BZ is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woord(groep)

Slide 12 - Tekstslide

Dat Pim biologie Frans gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht.
1. HZ+BZ? 2. BZ vervangen door woord.

Slide 13 - Open vraag

Dat had volgens mij niemand verwacht. Ontleed de zin + welk zinsdeel is dat?

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag!
H5 Grammatica zinsdelen: zinsdelen benoemen (blz.156)
Online of in je boek
Opdracht 1+2

Slide 15 - Tekstslide