Oorlog in je lijf: woordenschat

Oorlog in je lijf: woordenschat
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLager onderwijs

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oorlog in je lijf: woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent de uitdrukking 'op hol slaan'?
A
Rustig blijven zitten
B
Heel snel gaan lopen
C
Iets snel afmaken
D
Helemaal wild worden

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een inenting?
A
Gestoken worden door een kwal
B
Jezelf prikken aan een brandnetel
C
Een spuitje krijgen
D
Een pil nemen tegen misselijkheid

Slide 3 - Quizvraag

Wie houdt een ziekteverwekker buiten?
A
Je tong
B
Je lichaam
C
De muren van je huis
D
Het koude weer

Slide 4 - Quizvraag

Ziekteverwekker
Verdedigingslinie
Wat is een ziekteverwekker en wat behoort toe aan je verdedigingslinie?
huid
bacterie
virus
snot

Slide 5 - Sleepvraag

Op welke manier katapulteert je lichaam snot?
A
Door te niezen
B
Door te wenen
C
Door te zweten
D
Door een inenting

Slide 6 - Quizvraag

Wat is DNA?
A
Dit is een ander woord voor bacteriën en virussen.
B
Het zijn kleine korreltjes van gras.
C
Dit is de baas van je lichaamscellen.
D
Dit is een ander woord voor spuit.

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer komt je afweergeschut in actie?
A
Wanneer er snot in je neus zit.
B
Wanneer er bacteriën in je neus komen.
C
Wanneer je teveel water in je mond hebt.
D
Wanneer er een wondje op je voet zit.

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort bij een bacterie en wat hoort er bij een virus?
Bacterie
Virus
Er bestaan er ook goede.
Heeft cellen nodig om te leven
Kan er zelf nieuwe maken

Slide 9 - Sleepvraag

Geef een voorbeeld van een bacterie en van een virus. Zoek dit op.

Slide 10 - Open vraag

Wat heb je als je last hebt van graspollen?
A
Hooikoorts
B
Veel mollen in je tuin
C
Vers gemaaid gras
D
Veel te hoog gras

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer komt fibrine in actie?
A
Na het niezen
B
Voordat je een inenting krijgt
C
Tijdens het slapen
D
Nadat je een wond hebt

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer had was in jouw lijf al eens oorlog?

Slide 13 - Open vraag

Wat doen de goede bacteriën in je darmen?
A
Al het suiker opeten zodat je niet bijkomt
B
Je spieren aanmaken
C
Je eten helpen verteren
D
Wondjes doen genezen

Slide 14 - Quizvraag