Der- + Ein-Gruppe

Der- und Ein-Gruppe
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Der- und Ein-Gruppe

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung: Der-Gruppe im Nominativ und Akkusativ
Alleen bij männlich verschilt de uitgang in de Akkusativ.

Slide 2 - Tekstslide

Was ist die Der-Gruppe?
Op de plaats van der/das/die kunnen ook andere woorden staan. Deze woorden krijgen de uitgangen van der/das/die in de naamvallen. Het is een vast rijtje woorden dat je moet kennen, omdat de Der- en Ein-Gruppe verschillende uitgangen hebben in de Nominativ männlich en in de Nominativ en Akkusativ sächlich.

Slide 3 - Tekstslide

Der-Gruppe
De woorden die bij de Der-Gruppe horen en dus de uitgangen van der/das/die krijgen:
dies-     deze/dit
jen-        die/dat 
jed-         ieder/elk
manch- menig/sommige
welch-   welk(e)
solch-     zulk(e)
all-            alle

Slide 4 - Tekstslide

Also: Der-Gruppe

Slide 5 - Tekstslide

Wiederholung
  • Hij/hem-regel toepassen om de naamval te bepalen

  • Kijken welk geslacht een woord heeft, zie boek  Geschlecht der Substantive (= hoofdregels geslacht)


Slide 6 - Tekstslide

Ergänze auf Deutsch:

[Deze] Kinder wohnen bei mir in der Straße.

Slide 7 - Open vraag

[Welke] Familie wohnt neben dir?

Slide 8 - Open vraag

Ich kenne [die] Mann nicht.

Slide 9 - Open vraag

Wir lesen [zulke] Zeitungen nicht.

Slide 10 - Open vraag

[Ieder] Kind spielt gern.

Slide 11 - Open vraag

Ich habe [deze] Katze hier noch nie gesehen.

Slide 12 - Open vraag

Ein-Gruppe
Op de plaats van ein- kunnen staan kein- (geen) en het bezittelijk voornaamwoord:

mein-   mijn
dein-    jouw
sein-     zijn
ihr-         haar
unser-  onze
euer-     jullie
ihr-         hun
Ihr-         uw

Slide 13 - Tekstslide

Also: Ein-Gruppe

Slide 14 - Tekstslide

Der-Gruppe = Ein-Gruppe
Alleen in de Nominativ männlich en in de Nominativ en Akkusativ sächlich krijg je in de Ein-Gruppe geen uitgang:

Nominativ:    der / ein-      das / ein-
Akkusativ:                               das / ein-

Slide 15 - Tekstslide

Achtung
euer- Kind / eure Kinder
Zodra er een uitgang achter euer komt, valt de -e- voor de -r- weg.

ihr
  • haar
  • hun
  • jullie (persoonlijk vnw)

Slide 16 - Tekstslide

Also
  • Hij/hem-regel toepassen om de naamval te bepalen

  • Kijken welk geslacht een woord heeft, zie boek  Geschlecht der Substantive (= hoofdregels geslacht).

  • Bij Nominativ männlich of Nominativ / Akkusativ sächlich: 
       staat er een woord uit de Der- of Ein-Gruppe bij?


Slide 17 - Tekstslide

Ergänze auf Deutsch:
[Mijn] Bruder liebt Fußball.

Slide 18 - Open vraag

[Zijn] Freunde spielen lieber Tennis.

Slide 19 - Open vraag

Man hat [haar] Fahrrad (s) gestohlen.

Slide 20 - Open vraag

Haben [jullie] Geschwister heute eine Party?

Slide 21 - Open vraag

Der berühmte Trainer besucht heute [onze] Verein (m).

Slide 22 - Open vraag

Haben Sie [uw] Auto (s) reparieren lassen?

Slide 23 - Open vraag

Also: Der- und Ein-Gruppe im Nominativ und Akkusativ

Slide 24 - Tekstslide

Ergänze auf Deutsch:
[Mijn] Schule ist geschlossen.

Slide 25 - Open vraag

[Zulke] Fragen will ich nicht beantworten.

Slide 26 - Open vraag

Hast du wieder [jouw] Buch vergessen?

Slide 27 - Open vraag

Sie sehen [hun] Vater nur selten.

Slide 28 - Open vraag

Was ist [jouw] Lieblingsfach?

Slide 29 - Open vraag

[Welke] Fahrrad gehört dir?

Slide 30 - Open vraag

Ich finde [die] Torte sehr lecker.

Slide 31 - Open vraag

[Dit] Interview hat mir viel Spaß gemacht.

Slide 32 - Open vraag

[Sommige] Kinder kenne ich von der Schule.

Slide 33 - Open vraag

Könnt ihr jetzt [de] Der- und Ein-Gruppe im Nominativ und Akkusativ?

Slide 34 - Open vraag

+ Dativ
Jetzt kommt wieder der Dativ hinzu!
Die Endungen sind bekannt,
aber jetzt mit den Wörtern
der Der- und Ein-Gruppe.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Ergänze:
Er gab [zijn] Freund [een] Geschenk.

Slide 37 - Open vraag

Ergänze:
[Mijn] Eltern habe ich [een] Karte geschickt.

Slide 38 - Open vraag

Ergänze:
Hast du das schon [jouw vrienden] erzählt?

Slide 39 - Open vraag

Ergänze:
Sie hat [haar] Freundin eine Blume mitgebracht.

Slide 40 - Open vraag

Ergänze:
Abends erzähle ich [mijn] Schwestern eine Geschichte.

Slide 41 - Open vraag

Ergänze:
Abends erzähle ich [mijn broers, Brüder...] eine Geschichte.

Slide 42 - Open vraag

Ergänze:
[Deze] Jeans passen [dit] schlanken Mädchen nicht.

Slide 43 - Open vraag

Ergänze:
[Deze mensen, Leute...] muss man [geen] Geheimnisse erzählen!

Slide 44 - Open vraag

Ergänze:
[Zulke] Geschichten kann man
[geen] Kind weismachen.

Slide 45 - Open vraag