4.3 Opbrengsten en kosten

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een balans?

Slide 4 - Open vraag

Een debiteur heeft zijn (a) al gekocht
maar zijn (b) nog niet betaald
A
(a) rekening (b) product
B
(a) product (b) rekening

Slide 5 - Quizvraag

Vaste activa
vlottende activa
Liquide middelen
Eigen vermogen
Vreemd vermogen
Bedrijfspand
Voorraad goederen
Spaargeld
Lening van de bank
Contant geld in de kassa

Slide 6 - Sleepvraag

Als je crediteuren je balans hebt staan
dan ben je geld verschuldigd
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Resultatenrekening
Een resultatenrekening geeft een overzicht van de opbrengsten, kosten en winst (of verlies) van een jaar. Een ander woord is winst-en-verliesrekening.

Aan de linkerkant (debetzijde) staan de kosten en de winst

Aan de rechterkant (creditzijde) staan de opbrengsten (en het verlies)

Slide 10 - Tekstslide

De aanschaf van vaste activa staat niet
op de resultatenrekening
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Resultatenrekening
Je boekt pas op de resultatenrekening als je daadwerkelijk de opbrengsten of kosten maakt!

Je resultatenrekening is je schakel tussen twee balansen

Stel je schaf een nieuw voorraad goederen aan. Dan verandert wél de balans, niet de winst-en-verliesrekening:
  • Vlottende activa nemen toe
  • Liquide middelen nemen af  
  • (én/of vreemd vermogen neemt toe (als je bv geld leent))

Slide 12 - Tekstslide

resultatenrekening
balans
afschrijvingskosten
machines
Omzet
Nog te betalen belasting
betaalrekening
Voorraden
Sleep naar de juiste plek

Slide 13 - Sleepvraag

Is het resultaat goed?
Om te kunnen bepalen óf een bedrijf het goed heeft gedaan wordt de winst uitgedrukt in een percentage van het totale vermogen (dus EV én VV bij elkaar)

(winst : totaal vermogen) x 100% = winst uitgedrukt in %

Hoe hoger het % hoe beter het bedrijf het heeft gedaan

Slide 14 - Tekstslide

Sleep naar de juiste plek
hoogste rendement
midden
Laagste rendement
€20.000,- op een spaarrekening met 2% rente
Een winst van €680,- in een bedrijf met totaal vermogen van €20.000
Een winst van €195,- in een bedrijf met een totaal vermogen van €10.000,-

Slide 15 - Sleepvraag

Uitwerking vorige opdracht
1.) 2% van €20.000,- is 20.000x0,02 = €400,-

2.) €680,- van €20.000 is (680:20.000) x100= 3,4 %

3.) €195,- van €10.000 is (195:10.000) x100= 1,95%

Dus 2 heeft het hoogste rendement, daarna 1 en daarna 3

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een resultatenrekening?

Slide 18 - Open vraag

De resultatenrekening is een
momentopname
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat vond je jouw eigen inzet deze les?
Score 1 tot en met 4
1 = slecht, 2 = normaal, 3 = goed
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quizvraag

Wat ga je anders doen de
de volgende economie les?
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Wat vond je van deze les?
Score 1 tot en met 4
1 = slecht, 2 = normaal, 3 = goed
A
1
B
2
C
3

Slide 23 - Quizvraag

Wat wil je mij meegeven voor
de volgende keer?
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

BEDANKT


Tot de volgende les

Slide 26 - Tekstslide