Cap 4 - les 1 21-22

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Reflectie
1. Wat ging er goed?
2. Wat ging er minder?
3. Hoe heb je hiervoor geleerd?
4. Hoe kan je het volgende x anders doen?
timer
4:00

Slide 2 - Open vraag

¿Cómo estás hoy?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 4 - Tekstslide

Programa 
1. discutir la prueba cap3
2. Empezar con capítulo 4
3. Diálogo

Slide 5 - Tekstslide

Capítulo 4

¿Cómo se llama el capítulo 4?
timer
1:00
A
Corazón corazón
B
¡Vamos al instituto!
C
Mi casa es tu casa
D
¿Dónde está la fiesta?

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het werkwoord 'vamos' in de zin 'vamos al instituto' ?
A
we gaan
B
we moeten
C
we zijn
D
we denken

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

voy 
vas
va
vamos 
vais
van
YO 
tú 
Carlos 
Mis amigos y yo
Javier y tú 
Sara y Javier 

Slide 9 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van IR in.
Yo ... a la escuela en bicicleta.

A
voy
B
vas
C
vamos
D
vais

Slide 10 - Quizvraag

Tú ... al centro en autobús.

A
vamos
B
voy
C
vais
D
vas

Slide 11 - Quizvraag

Sara y yo... a la playa en metro.

A
vais
B
vas
C
vamos
D
voy

Slide 12 - Quizvraag

Mis amigos... al cine en coche.

A
vamos
B
voy
C
van
D
vais

Slide 13 - Quizvraag

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 14 - Tekstslide

Het rijtje van IR 
Yo                                 voy 
Tú                                  vas
 él, ella, usted          va
Nosotros -as           vamos
Vosotros-as             vais
Ellos-as ustedes    van 

Slide 15 - Tekstslide

¿Cómo vas al instituto? ¿Y tu amig@?
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

IR + en + vervoermiddel
IR wordt in combinatie met en” gebruikt om aan te geven met welk vervoermiddel wordt gereisd:
                                     Voy en coche. 
                                     Voy en bicicleta. 
                           
 MAAR: Voy pie (ik ga te voet).
  

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Vakken in het Spaans?

Slide 19 - Woordweb





1. Over wie gaat 
deze tekst?
2. Waar zijn zij nu?

Maak opdracht 
3 en 4
 

Slide 20 - Tekstslide

Trabajar
En el diálogo

deberes: 
ejercicios 1, 2, 3, 4 + quizlet 4.1 + 4.2 

Slide 21 - Tekstslide