2.2 energie en vermogen

Elektrische energie
2.2

energie en vermogen

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektrische energie
2.2

energie en vermogen

Slide 1 - Tekstslide

Begin met het lezen van 2.2 
- En maak een samenvatting. Noem hier in ieder geval de volgende begrippen en formules:
Energie, vermogen, watt, Joule, Spanning, Stroom, kWh, kilowattuur-meter.





Slide 2 - Tekstslide

Omschrijf in eigen woorden wat vermogen is.

Slide 3 - Open vraag

Hoeveel energie zit er ongeveer opgeslagen in een batterij van een mobiele telefoon?

Slide 4 - Open vraag

Bekijk het volgende filmpje helemaal.

- maak bij het filmpje aantekeningen
- voer de gevraagde berekening uit.

Slide 5 - Tekstslide

2

Slide 6 - Video

04:34
Hoe groot is de stroomsterkte?

Slide 7 - Open vraag

06:25
Hoe groot is hier de stroomsterkte?

Slide 8 - Open vraag

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is de watt
(W). 
Hoe groot het vermogen is hangt af van de spanning en de stroom.

Slide 9 - Tekstslide

Formule

Vermogen = Spanning x Stroomsterkte


P=UI

Slide 10 - Tekstslide

Elektrisch vermogen
De hoeveelheid geleverde energie per seconde.


U is spanning in volt (V)
I is stroom in ampere (A)
P is vermogen in watt (W)
P=UI

Slide 11 - Tekstslide

Vera maakt een schakeling. Ze meet een stroomsterkte 220mA en de spanning 9,0V. Hoe groot is het vermogen
A
1980 W
B
24,4 W
C
1,98 W
D
1980000 W

Slide 12 - Quizvraag

In Sinita's smartphone zit een lithium-ion-accu die een spanning levert van 3,5 V. Als Sinita belt, levert de accu een vermogen van 2,5 W. Bereken de stroomsterkte.
A
8,8 A
B
0,71 A
C
1,4 A

Slide 13 - Quizvraag

Thuis heb ik de nieuwste PS5. momenteel is er 230 V en 13 mA op aangesloten. Wat is het vermogen?
A
2.99 Watt
B
2990 Watt
C
17.7 Watt
D
17700 Watt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen?
A
Volt
B
Stroomsterkte
C
Coulomb
D
Watt

Slide 15 - Quizvraag

Vermogen
1
2

Slide 16 - Tekstslide

Maak deze opgave in je schrift.

Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking Voorbeeld
1

Slide 18 - Tekstslide

Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

Slide 19 - Tekstslide

Elektrische energie thuis
Om precies te meten hoeveel elektrische energie je gebruikt, zit er in de meterkast een meter die de elektrische energie meet in kilowattuur (kWh).  Zo'n meter noem je een kilowattuurmeter. 
Tegenwoordig wordt de informatie van de kwh-meter door de digitale kwh-meter zelf,  via de elektriciteitskabels doorgegeven  aan de energie-maatschappij.
Kilowattuurmeter
Een apparaat dat de verbruikte elektrische energie meet. Deze vind je vaak in een meterkast.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Vermogen
2
1

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Energieverbruik

E = P x t 

E = energie (J of kWh)
P = het vermogen (W of kW)
t = tijd in seconden of uur (s of h)

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 1
Gegeven:

Gevraagd:

Formule:

Berekening:



Resultaat:

Slide 25 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 1

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 2
Gegeven:

Gevraagd:

Formule:

Berekening:



Resultaat:

Slide 27 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 2

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 3
Gegeven:

Gevraagd:

Formule:

Berekening:



Resultaat:

Slide 29 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 3

Slide 30 - Tekstslide

Omrekenen kWh naar J

Omrekenfactor voor Energie in  kWh naar Joules is
1 kwH = 3,6 MJ = 3600000 J

Slide 31 - Tekstslide

Stiekeme energievreters
1
2
3

Slide 32 - Tekstslide

Symbool voor de eenheid van Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 33 - Quizvraag

Symbool voor de grootheid Energie
A
P
B
E
C
W
D
kWh

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de formule voor de totale energiegebruik?
A
E = U x I
B
E = U / P
C
E = I x P
D
E = P x t

Slide 35 - Quizvraag

Schrijf voor de volgende vraag de berekening in je schrift.

Slide 36 - Tekstslide

Een gloeilamp is aangesloten op een spanning van 230 V. Door de lamp loopt een stroomsterkte van 0,5 A. De lamp brandt 10 uur. Wat is het energieverbruik?
A
1150 kWh
B
1,15 kWh
C
4600 kWh
D
21,7 kWh

Slide 37 - Quizvraag

In de avond game ik op mijn PS5 voor 1,5 uur met een vermogen van 102 W. Wat is mijn energiegebruik in kWh?
A
153 kWh
B
0,153 kWh
C
68 kWh
D
0,068 kWh

Slide 38 - Quizvraag

Een strijkijzer heeft een vermogen van 800 W. Het strijkijzer staat per maand 10 uur aan. 1 kWh kost
€ 0,15. Wat zijn de kosten voor energie per jaar voor dit strijkijzer?
A
€ 14400
B
€ 12000
C
€ 14,40
D
€ 1,20

Slide 39 - Quizvraag

Een kantoor is voorzien van 26 TL buizen van 80 W. De verlichting staat iedere werkdag 9 uur aan. Het kantoor is 2 van de 52 weken per jaar dicht. Hoeveel energie wordt er in een jaar door de verlichting gebruikt?
A
936 kWh
B
973,44 kWh
C
936000 kWh
D
973440 kWh

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Slide 41 - Open vraag

Een oplader geeft een spanning van 5 V en een stroomsterkte van 0,7 A. Wat is het vermogen van de adaptor?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video