Año 3 semana 21 clase 2

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

¡Hola!

Nuestros objetivos de hoy:

Na deze les...

1...kan ik wederkerende werkwoorden vervoegen

2...ken ik een aantal belangrijke wederkerende werkwoorden

Alle wederkerende werkwoorden (verbos reflexivos) eindigen op...

1. 'er'
2. 'ar'
3. 'se'
4. 'ir'

¡A practicar! Oefenen!

Je krijgt zo meteen telkens eerst een vraag over de betekenis van een wederkerend werkwoord uit hoofdstuk 2. Daarna moet je dat werkwoord vervoegen in een zin.

levantarse

1. opstaan
2. wakker worden
3. douchen
4. in bad gaan

Mi amiga (opstaan) ... a las seis de la mañana.

Mis hermanos (opstaan) ... muy tarde.

sentarse

1. gaan staan
2. voelen
3. gaan zitten
4. zich voelen

¿Dónde (gaan zitten) ... vosotros en la clase de español?

Nosotros (gaan zitten) ... al lado de Ana y Laura.

Yo (gaan zitten) ... aquí, porque me gusta esta silla.

ducharse

1. je haar doen
2. douchen
3. je opmaken
4. in bad gaan

¿A qué hora (douchen) ... tú por la mañana?

ponerse la chaqueta

1. de jas uitdoen
2. de jas kopen
3. de jas aandoen
4. de jas verkopen

Los niños (aandoen) ... la chaqueta.

ponerse rojo

1. rood worden
2. boos worden
3. ziek worden
4. gek doen

Yo (rood worden) ... como un tomate durante la presentación.

irse

1. komen uit
2. komen
3. weggaan
4. gaan

Mi hermana y yo (irse) ... a casa.

Ahora:

De rest van de les kun (moet) je bezig met:

-verder voorbereiden op de mondeling

-leren: woordjes H2 (alles)

- zorg dat al het voorgaande maakwerk gemaakt en nagekeken is

voorgaand maakwerk was:

- LE p. 12 ej. 3

- LE p. 13 ej. 4, 5, 6

- LE p. 11 ej. 3+4 

- LE p. 12 ej. 1 + 2