Duits les 2

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze les
Thema: De weg vragen 
Spelling: Werkwoorden - samen
Lezen: Tekst met vragen - zelfstandig
Woorden: Leren woorden - samen

Slide 2 - Tekstslide

Duitsland had als eerste land in Europa een snelweg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Op zondag mogen in Duitsland geen vrachtwagens rijden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Duitsers noemen een rotonde een Rundumgang
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

In Duitsland zijn straatnaamborden wit met zwart.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Links en rechts is in Duitsland:
A
Left und Links
B
Links und Rechts

Slide 7 - Quizvraag

Wat weet je al:
De weg vragen/vertellen

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Wir gehen nach Links
Wir gehen geradeaus
Wir gehen zurück

Slide 10 - Sleepvraag

De personen
Ik - Ich
Jij - Du
Hij/zij/het - Er/sie/es
Wij - Wir
Jullie - Ihr
U/zij - Sie/sie

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoord gehen vervoegen

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de uitgangen:

Slide 13 - Open vraag

0

Slide 14 - Video

Gehen
Ich Gehe
Du Gehst
Er/sie/es Geht

Wir gehen
Ihr Geht
Sie/sie gehen

Slide 15 - Tekstslide

Lees nu de tekst op je blad

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 5
1. Alexa is de weg kwijt
2. Alexa moet twee keer links.
3. Bij het stoplicht moet Alexa rechtdoor.
4.Peter verteld dat ze zich moet omdraaien.
5. De straat is in de buurt.
R / F
R / F
R / F
R / F
R / F

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 6
1. Pardon, kunt u mij helpen?

2. Waar wil je heen?

3. Hoe kom ik daar?

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekenen de woorden?
1. Ampel

2. Ecke

3. Vielen Dank

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 7
Maak nu deze opdracht op je blad, als hij af is bespreken we hem.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 7
1. Klaus sucht den Weg.
2. Er fährt durch die Straße.
3. Er muss aber zuerst links/rechts abbiegen.
4. An der Ampel muss er aufs grüne Licht warten.
5. Er hat sich leider verfahren, jetzt muss er sich umdrehen.
6. Es gibt eine Kreuzung wo er dann rechts gehen soll.
7. Er ist auf die Autobahn, jetzt braucht er nur noch geradeaus zu fahren.

Slide 21 - Tekstslide

A
B
Opgave 8

Slide 22 - Tekstslide

  • Wat heb je geleerd?
  • Wat was moeilijk/makkelijk

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video