TALENT De warmste klas - les 4 Naar de winkel

TALENT De warmste klas
4 Naar de winkel

-> Ik kan de kwaliteit van producten vergelijken a.d.h.v. zelf opgestelde criteria (prijs, kwaliteit, duurzaamheid, gezondheid, ...) n.a.v. de geplande aankoop. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieWiskunde+1Lager onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TALENT De warmste klas
4 Naar de winkel

-> Ik kan de kwaliteit van producten vergelijken a.d.h.v. zelf opgestelde criteria (prijs, kwaliteit, duurzaamheid, gezondheid, ...) n.a.v. de geplande aankoop. 

Slide 1 - Tekstslide

Slimme shopper!
Je gaat met de klas boodschappen doen en moet kiezen welke producten het voordeligst zijn. Kijk goed naar de prijs
per stuk of per 100 gram/liter. Kies de goedkoopste optie, ook al zien sommige producten er aantrekkelijker uit!
A
KoekieTop (merk)
B
Snackies (huismerk)

Slide 2 - Quizvraag

Slimme shopper!
Welke zou jij kopen? Waarom?

A
CrunchyStars (merk)
B
MuesliMaatje (huismerk)

Slide 3 - Quizvraag

Prijzen vergelijken
  1. Prijs per eenheid (kg, l, stuk, ...)
    - Beste manier om producten eerlijk te vergelijken, vooral als verpakkingen verschillend zijn.
    - Meestal kleiner vermeld op het prijskaartje, onder de totaalprijs.
       (Bv. €2,99 voor 500 gram -> eenheidsprijs: €5,98 per kg)
  2. Inhoud van de verpakking
    - Controleer hoeveel je krijgt voor de prijs.
  3. Kwaliteit en merk
    - Merkartikelen zijn vaak duurder dan huismerken, maar niet altijd beter.
    - Kijk of de prijs-kwaliteitsverhouding voor jou klopt. 

Slide 4 - Tekstslide

Prijzen vergelijken
4. Aanbiedingen en kortingen
     - Let op tijdelijke promoties, zoals '2 voor de prijs van 1" of '30% korting'.
     - Controleer of de aanbieding echt voordeliger is per eenheid.
5. Verpakkingseenheid (bulk vs. kleinverpakking)
     - Grotere verpakkingen zijn vaak goedkoper per eenheid, maar niet altijd.
6. Houdbaarheidsdatum
     - Bij afgeprijsde producten: controleer de THT-datum (ten minste houdbaar tot).
     - Goedkoper betekent soms dat het product snel op moet.

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om naar de winkel te gaan?

Slide 6 - Open vraag

Wat hebben we nodig?
* boodschappenlijstje
* geld (bankkaart van de school)
* boodschappentas

-> Ticketjes goed bijhouden!
-> Volgende keer rekenen we uit 
      wat de ijsjes ons kosten 
      (inkoopprijs), zodat we een
      winstmarge kunnen berekenen.

Slide 7 - Tekstslide

Welke 'regels' gelden er in de winkel?
Waar zullen we als klas op letten?

Slide 8 - Woordweb

Regels in de winkel
* Praat met een 'aangenaam' stemvolume.
* Praat Nederlands.
* Wandel.
* Denk aan 'prijzen vergelijken'.  
* Iedereen kan om de beurt iets doen, daar hoef je geen ruzie voor te maken. 
* Neem een winkelkar.

Klaar met winkelen? Verzamel aan de kassa bij de leerkracht.
Terug op school? 
- Geef je kassaticket aan de leerkracht. 
- Zet de boodschappen die koel moeten blijven in de koelkast.

Slide 9 - Tekstslide

Naar de winkel!

Slide 10 - Tekstslide

Reflecteren
* Hoe vond je het in de winkel? 
* Wat liep goed? 
* Wat kon beter? 
* Wat zou je volgende keer anders doen? 
* Wie heb je om hulp gevraagd? Waarom?

Slide 11 - Tekstslide