Sherlock Holmes en John Watson (à la Lucianus)

1 / 89
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksSecundair onderwijs

In deze les zitten 89 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wie is Sherlock Holmes?
A
Een bestaande Engelse detective
B
Een fictieve Engelse detective
C
Een bestaande Amerikaanse crimineel
D
Een fictieve Amerikaanse crimineel

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Woorduitleg
3 ἐλήλυθας:
perfectum van ἰέναι

Slide 5 - Tekstslide

πόθεν σύ γε ἐλήλυθας;
Duid de juiste betekenis aan.
A
Waarheen ben jij gegaan?
B
Vanwaar ben jij gezonden?
C
Waar ben jij nu vandaan gekomen?
D
Waarheen ben jij gestuurd?

Slide 6 - Quizvraag

Sherlock Holmes, 
beste vriend, 
waar ben jij nu vandaan gekomen?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe zou je dit het best vertalen?
Σκέπτομαι
A
Ik bekijk
B
Ik onderzoek
C
Ik bedenk
D
Ik ben sceptisch

Slide 9 - Quizvraag

Geef de juiste vertaling van
τὸν τῆς ἀδελφῆς φόνον

Slide 10 - Open vraag

Woorduitleg
6 ταυτηνὶ
‘deiktische’ jota beklemtoont de aanwijzende betekenis
(‘die daar bij jou’)  

Slide 11 - Tekstslide

Ik ben de moord op mijn zus aan het onderzoeken, 
en nu bestudeer ik
die opmerkelijke vaas daar bij jou op tafel.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Woorduitleg
8 ἀπόλωλε
van ἀπόλλυσθαι, A. ind. perf. 3enk.

Slide 14 - Tekstslide

Sleep het Griekse woord naar de juiste vertaling.
Ze is
vermoord
Ze heeft vermoord
ἐφόνευσέ
ἀπόλωλε

Slide 15 - Sleepvraag

John Watson: 
Wablieft?
Enola heeft iemand vermoord?!



Sherlock Holmes:
Maar neen, natuurlijk niet,
ze is zelf vermoord.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Culturele info
11 πολύτροπος: epitheton ornans voor Odysseus
12 Πολλῶν δ ̓ ἀνθρώπων ἴδεν ἄστεα καὶ νόον ἔγνω: 
citaat van Homeros, Odyssee, boek 1, vers 3f
14 Οἴμοι: weeklacht, vaak in tragedie en komedie

Slide 18 - Tekstslide

Welke vertaling is de beste?
Ἡ πολύτροπος Ἐνόλα
A
De veel wendbare Enola > de slimme Enola
B
De erg bedrevene Enola > de moedige Enola
C
E die veel meemaakte > de ervarene Enola
D
De veel gevoede Enola > de sterke Enola

Slide 19 - Quizvraag

Wat zeg je?! 
Ach, Sherlock Holmes! 
De slimme Enola is gestorven? 
“Zij zag de steden van veel mensen
en leerde zo hun geest en volksaard kennen.” 
Ai ai ai, wat een afschuwelijke situatie!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Ja.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Culturele info
18 Λυγρὴ ἀγγελίη, ὅτι σοι φίλη ὤλεθ’ ἑταίρη:
gebaseerd op
Eudocia (vrouw van keizer Theodosius II - 408-450) Homerocentones, vers 1244

Slide 24 - Tekstslide

Duid de juiste vertaling aan.
πῶς φέρεις τὴν οὐκ ἀνασχετὸν λύπην;
A
Hoe draag je niet het draaglijke leed?
B
Hoe ga je om met het ondraaglijke leed?
C
Waarom ga je om met het ondraaglijke leed?
D
Waarom draag je niet het draaglijke leed?

Slide 25 - Quizvraag

Ocharme! 
Wrede moordenaar! 
“Triestig nieuws dat jouw vriendin dood is.”
Sherlock, 
hoe ga jij om met het ondraaglijke leed?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Geef een goede vertaling.
Ἦ λίαν λυπῇ;

Slide 28 - Open vraag

John Watson:
Je antwoordt niet. 
Waarom antwoord je niet? 
Lijd je misschien te veel
(om te kunnen praten)? 



Sherlock Holmes:
Nee, ik denk.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Culturele info
27 Πειράσομαί σε διδάξαι:
uit Plato, Symposium, 204d

Slide 31 - Tekstslide

Woorduitleg
28 Σκόπησον:
van σκοπεῖν, A. imp. aor. 2enk.

Slide 32 - Tekstslide

Geef een goede vertaling.
Σκόπησον

Slide 33 - Open vraag

John Watson:
Je denkt?
Waaraan denk je?




Sherlock Holmes:
“Ik zal proberen het je
te demonstreren.” 
Kijk naar de vaas die je daar hebt. 
Wat zie je?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Culturele info
34 τὸν Ἀγαμέμνονα καὶ τὴν Κλυταιμνήστραν:
de personages Agamemnon en Clytaemnestra passen 
in de Homerische thematiek van deze dialoog

Slide 36 - Tekstslide

Duid de juiste vertaling aan.
Τί με δεῖ ἰδεῖν;
A
Wat is nodig om mij te zien?
B
Waarom moet hij mij zien?
C
Waarom is het nodig om mij te zien?
D
Wat moet ik zien?

Slide 37 - Quizvraag

John Watson:
Huhhh? 
Ik snap het niet. 
Wat bedoel je? 
Wat valt er te zien? 




Sherlock Holmes:
Agamemnon en Clytaemnestra
 zijn afgebeeld op de vaas.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Geef een goede vertaling.
Τῆς σῆς ἀδελφῆς φονεύς

Slide 40 - Open vraag

Geef een goede vertaling.
λέγεις τι γελοιότατον!

Slide 41 - Open vraag

John Watson:
Agamemnon? 
Wie is Agamemnon?
Is hij de moordenaar van je zus?




Sherlock Holmes:
Beslist niet. 
Lieve Watson, 
wat een onnozele uitspraak!

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Duid de juiste vertaling aan.
κλαῦσαί σοι πρέπει, οὐ γελάσαι.
A
Huilen is voor jou nodig, niet lachen
B
Het past niet te huilen, wel te lachen
C
Het past jou te huilen, niet te lachen
D
Huilen en niet lachen is voor jou mogelijk

Slide 44 - Quizvraag

διερεύνησον komt
van διερευνᾶν (opsporen).
Welke vorm is dit?
A
A. ind. aor. 1enk.
B
A. imp. aor. 2enk.
C
A. ind. fut. 1enk.
D
A.part. aor. acc.m.enk.

Slide 45 - Quizvraag

Geef een passende vertaling van de samenstelling: ἀδελφοκτόνον

Slide 46 - Open vraag

Culturele info
46 ἀδελφοκτόνον: 
moordenaar van broer of zus (Homerus)

Slide 47 - Tekstslide

Noem je mij een onnozelaar?! 
Jouw zus is gestorven! 
Er is geen slechtere broer in de wereld dan jij! 
Ηet is niet oké dat het lachen 
je nader staat dan het huilen. 
Je zou beter de moordenaar
van je zus opsporen.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Duid de juiste betekenis aan.
Ὅστις ὁ φονεύς ἐστιν
οὔπω δύναμαι εἰπεῖν
A
Wie de moordenaar is kan ik nog niet zeggen
B
Wie de moordenaar is kan ik niet meer zeggen
C
Al wie de moordenaar is kan nog niet spreken
D
Al wie de moordenaar is kan niet meer spreken

Slide 50 - Quizvraag

Wie de moordenaar is, 
kan ik nog niet zeggen. 
Nu bestudeer ik de vaas ...

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Culturele info
50 ἀτάρακτος: 
kenmerk van epicurisme: vrij van zorgen
 ἀπαθής:   
kenmerk van stoïcisme: gelatenheid

Slide 53 - Tekstslide

Geef de juiste vertaling.
ποῦ ἡ σὴ συμπάθεια;

Slide 54 - Open vraag

Woorduitleg
54 τέθνηκε: 
van θνήσκειν, A. ind. perf. 3enk.

Slide 55 - Tekstslide

Geef een goede vertaling van τέθνηκε
(perfectum = resultaat handeling).

Slide 56 - Open vraag

Jij uiterst ongevoelige en apathische man. 
Zeg eens, 
waar is je medeleven gebleven? Jouw woorden zijn zo kil.
Je lieve zus is er niet meer 
en jij laat zelfs niet één traan, 
je bent enkel bezig met één of andere vaas?

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Geef een juiste vertaling van de superlatief ἀθλιώτατε.

Slide 59 - Open vraag

Culturele info
60 πόποι: 
uitroep: ‘ach’, ‘oh jee’, ‘och’, vaak bij Homerus

Slide 60 - Tekstslide

Welke vorm is ἠγάπησας?
A
A. part. aor. nom.m.enk.
B
A. ind. aor. 2enk.
C
A. ind. fut. 2enk.
D
A. ind. plqpf. 2enk.

Slide 61 - Quizvraag

Is het verdriet je soms te veel? Ach, ellendige vriend,
ik heb echt medelijden met jou.


Och gast, in godsnaam! 
Had je dan geen greintje liefde voor je zus?

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Duid de passende vertaling aan
van εὕρηκα.
A
Ik vond het
B
Ik had het gevonden
C
Ik heb het gevonden
D
Ik zou het vinden

Slide 64 - Quizvraag

Woorduitleg
62 εὕρηκα: 
van εὑρίσκειν A. ind. perf. 1enk.

Slide 65 - Tekstslide

Duid de juiste verklaring aan.
ὅστις ἀπέκτεινε αὐτήν
A
veralgemenende zin
B
V-zin vraag
C
O-zin vraag
D
BVB-zin

Slide 66 - Quizvraag

Sherlock Holmes:
Ik heb het gevonden! 
Nu besef ik wie haar gedood heeft.




John Watson:
Wat zeg je?

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Tekstslide

Hoe vertaal je ἄγε het best?
A
allez!
B
wees gerust!
C
breng mij weg!
D
hou op!

Slide 69 - Quizvraag

Woorduitleg
66 βλέψον: 
van βλέπειν (grondig bekijken), A. imp. aor. 2enk. 

Slide 70 - Tekstslide

Duid de juiste verklaring aan.
δεικνύουσαν
A
A. ind. praes. 3mv.
B
A. ind. aor. 3mv.
C
A. part. praes. acc.v.enk.
D
A. part. aor. acc.v.enk.

Slide 71 - Quizvraag

Woorduitleg
67 δεικνύουσαν:
A.part.praes.: BVB bij φιάλην

Slide 72 - Tekstslide

Duid de juiste verklaring aan.
ὡς ἄρτι* εἶπον
A
BWB-zin van tijd: "toen ..."
B
BWB-zin van doel: "opdat ..."
C
BWB-zin van reden: "omdat ..."
D
BWB-zin van vergelijking: "zoals ..."

Slide 73 - Quizvraag

Komaan, 
kijk nu toch eens naar de vaas. 

Ik heb het je al gezegd: Agamemnon en Clytaemnestra staan erop.

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Geef een goede vertaling van
παῦσαι διαλεγόμενος.

Slide 76 - Open vraag

Duid de juiste verklaring aan.
διαλεγόμενος
A
Gezegde V-zin
B
Congruerend participium
C
Gezegde LG
D
Congruerend part.: noodzakelijk

Slide 77 - Quizvraag

Woorduitleg
71 παῦσαι: 
van παύεσθαι M. imp. aor. 2enk.
71 διαλεγόμενος: 
παύεσθαι + noodzakelijk participium

Slide 78 - Tekstslide

Onnozelaar, 
hou nu toch eens eindelijk op over die onbenullige vaas
van jou!

Slide 79 - Tekstslide

Slide 80 - Tekstslide

Woorduitleg
76 διεφθάρη: 
van διαφθείρειν, P. ind. aor. 3enk. - athetatische aorist

Slide 81 - Tekstslide

Geef een vlotte vertaling van διεφθάρη.

Slide 82 - Open vraag

Jouw melige woorden
in combinatie met de afbeelding van Agamemnon en van Clytaemnestra
legden de waarheid bloot,
die nochtans zo voor de hand lag.
De liefde is mijn arme zus fataal geworden.
Ik ga ervandoor.

Slide 83 - Tekstslide

Slide 84 - Tekstslide

Culturele info
80 οὐ κατέχω τί βούλει φράζειν: 
uit: Plato, Philebus, 26c, r. 7

Slide 85 - Tekstslide

Woorduitleg
82 κατεσχήκατε: 
van κατέχειν A. ind. perf. 2mv. 

Slide 86 - Tekstslide

Duid de passende vertaling aan.
κατεσχήκατε
A
Hebben jullie het achtergehouden?
B
Begrijpen jullie het?
C
Is het verborgen?
D
Vinden jullie het?

Slide 87 - Quizvraag

Ben je weg? Waar ga je heen? Kwelgeest!
“Ik begrijp niet wat je wil zeggen.”

Wat was dat nu allemaal? 

Begrijpen jullie het?

Slide 88 - Tekstslide

Bye bye!

Slide 89 - Tekstslide