les 29 en 30: tekststructuur, alinea's en functiewoorden

Leesvaardigheid les 29 en les 30
Doelen van de les:
  • Je leert op welke manier de meeste teksten zijn opgebouwd.
  • Je weet wat een inleiding, kern en slot van een tekst is en je kunt ze herkennen in teksten.
  • Je leert wat alinea's en functiewoorden zijn en hoe ze je helpen de structuur van een tekst te herkennen.

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid les 29 en les 30
Doelen van de les:
  • Je leert op welke manier de meeste teksten zijn opgebouwd.
  • Je weet wat een inleiding, kern en slot van een tekst is en je kunt ze herkennen in teksten.
  • Je leert wat alinea's en functiewoorden zijn en hoe ze je helpen de structuur van een tekst te herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt een tekst vaak opgebouwd? (welke onderdelen?)

Slide 2 - Tekstslide

Waarom heeft een tekst een bepaalde opbouw?

Slide 3 - Tekstslide

Belgisch staalbedrijf betaalt werknemers 30.000 euro te veel
Een Belgisch staalbedrijf heeft door een boekhoudkundige fout bijna 30.000 extra overgemaakt naar 230 medewerkers die gemiddeld 1.600 euro netto verdienen.
Toen de blunder was opgemerkt, kregen de werknemers meteen een e-mail of ze het geld zo snel mogelijk terug wilden storten. In sommige gevallen zal terugbetalen echter moeilijk zijn, omdat de werknemers het geld al hebben uitgegeven. Ook zijn er werknemers met schulden bij wie automatisch loonbeslag wordt gelegd.
titel
kern
inleiding
afbeelding

Slide 4 - Sleepvraag


A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Dat is niet duidelijk.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van een inleiding?

Slide 6 - Woordweb

Inleiding

De inleiding staat aan het begin van de tekst (1 alinea) en kan de volgende functies hebben:

- de aandacht trekken

- het onderwerp introduceren

- vertellen hoe de tekst verdergaat

- een vraag stellen

- in een nieuwsbericht vaak een samenvatting 

Slide 7 - Tekstslide

In de inleiding moet je altijd een vraag stellen.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er in de kern (middenstuk) van een tekst?

Slide 9 - Open vraag

Kern (middenstuk)

De kern is het middenstuk van de tekst. Hierin staat:

- de meest precieze informatie

- het gaat over het onderwerp (deelonderwerpen)

- hoofd- en bijzaken


De kern bestaat meestal uit meerdere alinea's.

Slide 10 - Tekstslide

Noem eens een deelonderwerp bij het onderwerp: songfestival

Slide 11 - Woordweb

Kan de kern meerdere alinea's hebben?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn bijzaken?
A
Details
B
Voorbeelden
C
Uitleg
D
Voordelen

Slide 14 - Quizvraag

Bijzaken moet je weg kunnen laten in een tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Slot

Het slot is het laatste deel van de tekst.

De schrijver kan verschillende dingen doen in het slot:

- een samenvatting geven

- een conclusie trekken

- naar de toekomst kijken of een vraag meegeven aan de lezer.

Slide 16 - Tekstslide

De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Vaak wordt er een voorbeeld of een grappig verhaaltje opgeschreven.
Per alinea wordt nieuwe informatie gegeven over het onderwerp.

De tekst wordt samengevat, er wordt een conclusie gegeven.
Hierin wordt geen nieuwe informatie meer gegeven.
Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 17 - Sleepvraag

Even oefenen
Lees de tekst (Moet je niezen? Niet tegenhouden!)
op blz. 65 van je boek

Je krijgt 3 minuten.
timer
3:00

Slide 18 - Tekstslide

Welke alinea of alinea's horen bij de inleiding?

Slide 19 - Open vraag

Welke alinea of alinea's horen bij de kern?

Slide 20 - Tekstslide

les 30: alinea's en functiewoorden

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 4? Je mag citeren (eerste twee en laatste twee woorden zin)

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Televisiekijken biedt bovendien ontspanning.


Wat wordt er in de alinea daarvoor beschreven, denk je?
A
een nadeel van televisiekijken
B
een voordeel van televisiekijken
C
een andere manier van televisiekijken

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het functiewoord?

Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.

Slide 30 - Open vraag

Wat is het functiewoord?

Het lozen van gif door een fabriek kan een verklaring voor de dode vissen in de rivier zijn.

Slide 31 - Open vraag

Aan de slag!
  • les 29: Maken opdr. 2-8 (blz. 62) 
  • les 30: maken opdr. 4 en 5

Slide 32 - Tekstslide