In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
argumenteren
Standpunt, argument, tegenargument
Soorten argumenten (feitelijke en waarderend)
Argumentatieschema's (type argumenten)
argumentatiestructuren
drogredenen
Slide 1 - Tekstslide
www.bruuttaal.nl
Slide 2 - Link
Slide 3 - Tekstslide
Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. [Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn]
De zin tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 4 - Quizvraag
Standpunt of argument? Omdat oude auto's heel vervuilend zijn, mogen ze niet meer in het centrum komen.
Omdat oude auto's heel vervuilend zijn is een ...
A
standpunt
B
argument
Slide 5 - Quizvraag
"Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn." ["Maar dan kunnen we het meubilair niet meer vóór de kerstvakantie bestellen."] Deze laatste zin is een.....
A
Standpunt
B
Argument
C
Tegenargument
Slide 6 - Quizvraag
Feitelijk versus waarderend
Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument.
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.
Slide 7 - Tekstslide
Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
is waar / niet waar en is controleerbaar;
hoef je niet te onderbouwen.
Voorbeeld: I
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
rom is Luxor prettiger?
Feitelijk of waarderend?
Kun je controleren of het argument klopt?
Slide 8 - Tekstslide
Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
geeft een smaak of voorkeur weer;
hierover kun je van mening verschillen.
daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger. =>Waarom is Pathé prettiger?
Verschil
Kun je controleren of het argument klopt?
Slide 9 - Tekstslide
Feitelijk of waarderend?
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
timer
0:30
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 10 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend: Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 11 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend? Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
A
kenmerk of eigenschap
B
nadeel
C
vergelijking
D
voorbeeld
Slide 14 - Quizvraag
A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
voor- en nadelen
D
voorbeelden
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Ik ga dan ook niet stemmen bij de volgende verkiezingen.
Politici zijn niet te vertrouwen
ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan.
Bovendien ben ik dan op wereldreis.
Slide 22 - Sleepvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
(want) Het levert een brandstofbesparing op van van rond de 10 %
We zijn voorstander van een maximumsnelheid voor het autoverkeer.
En daarnaast is een aanzienlijke daling van het aantal verkeersslachtoffers te verwachten
En laten we ook het verschijnsel zure regen niet vergeten
(Zoals) Dit bleek in Zweden ook
Slide 25 - Sleepvraag
Slide 26 - Tekstslide
Hoeveel signaalwoorden? Winkels moeten gewoon weer dicht op zondag. We hebben immers allemaal onze rust nodig, winkelende mensen net zo goed als winkeliers. Daarnaast is het toch helemaal niet nodig om elke dag te winkelen?
Slide 27 - Open vraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 28 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zowel...als
C
evenals
D
net als
Slide 29 - Quizvraag
Een ander woord voor "standpunt" is
A
visie
B
kritiek
C
idee
D
betoog
Slide 30 - Quizvraag
Omdat het glad is, ga ik lopend naar school. Tekstverband?
A
doel-middel
B
tegenstelling
C
voorwaardelijk
D
redengevend
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Video
Welke drogredenen ken je?
Slide 33 - Woordweb
Dit kabinet maakt er echt een puinhoop van, want dit kabinet doet helemaal niets goed.
A
Ontduiken van bewijslast
B
Persoonlijke aanval
C
Vertekenen van het standpunt
D
Cirkelredenering
Slide 34 - Quizvraag
Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. En versleten jas gooi je toch ook weg!
A
Bespelen van het publiek
B
Verkeerde vergelijking
C
Onjuist beroep op het kenmerk- of eigenschapsschema
Slide 35 - Quizvraag
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus het rijden met een e-bike is gevaarlijk.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
Slide 36 - Quizvraag
Als we wiet gaan legaliseren, dan zullen meer mensen heroïne proberen.
A
Overhaaste generalisatie
B
Ontduiken van bewijslast
C
Overdrijven van voor-of nadelen
D
Persoonlijke aanval
Slide 37 - Quizvraag
Werklozen zijn te beroerd om te werken. Dat zie je wel aan mijn buurman
A
Overhaaste generalisatie
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Verkeerde vergelijking
D
Cirkelredenering
Slide 38 - Quizvraag
Wat weet jij nu van gezondheid, jij weet zelf 100 kilo!
A
Persoonlijke aanval
B
cirkelredenering
C
Vertekenen van het standpunt
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Video
Welke drogredenen hoorde je in het fragment?
A
Cirkelredenering
B
Vertekenen van het standpunt
C
Persoonlijke aanval
D
Bespelen van het publiek
Slide 41 - Quizvraag
Slide 42 - Video
Welke drogreden hoorde je in de reclame van WC-eend?