zenuwstelsel

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 7 - Quizvraag

                indeling zenuwstelsel
perifeer zenuwstels
centraal zenuwstelsel
autonoom (onwillekeurig) zenuwstelsel
willekeurig zenuwstelsel
sympatisch zenuwstelsel (actie)
parasympatisch zenuwselsel (rust)

Slide 8 - Sleepvraag

Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit het willekeurige + onwillekeurige zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen 
Ruggenmerg
Zet de juiste namen bij de onderdelen van het centraal zenuwstelsel

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

wat is geen onderdeel van een zenuwvezel?
A
neuriet
B
celschil
C
myelineschede
D
dendriet

Slide 14 - Quizvraag

een neuriet geleidt signalen vanaf het cellichaam verder naar de plaats van bestemming.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de functie van een neurotransmitter?
A
Overbrengen van hormoonprikkels
B
Overbrengen van zenuwprikkels
C
Een cellaag dat zenuwen verbind
D
Glucagon afgeven

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Een reflex is een willekeurige actie
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Welke functies heeft de hersenstam niet?
A
Aansturen van hartslag, ademhaling bloeddruk en temperatuur.
B
Bewegingen coördineren.
C
Impulsen geleiden van ruggenmerg naar grote en kleine hersenen.
D
Impulsen geleiden van zenuwen in het hoofd naar grote en kleine hersenen.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de functie van de kleine hersenen?
A
Regelt het zien
B
Controleren visueel ruimtelijke functies, zoals geheugen en muziek
C
Coördineren willekeurige bewegingen
D
Controleren verbale functies zoals praten

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Het sympatisch zenuwstelsel is actief als het lichaam in rust is
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag