Aufgabe 30: Geef een passend antwoord in het Duits, gebruik daarvoor de Sprachmittel, antwoordt in een hele zin.
Aufgabe 31: Vertaal de zinnen van a en b naar het Duits, gebruik hiervoor de Sprachmittel.
Aufgabe 32: Schrijf een gesprek uit over Daniel, Mila en Emiel zoals in het voorbeeld over Rosa.
Aufgabe 36: Zorg dat je in het Duits antwoord kunt geven op de vragen die de werkgever stelt. Alle zinnen moeten opgeschreven worden.