Woordstrategieën

Woordstrategieën
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Woordstrategieën

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • Kun je de verschillende woordstrategieën opnoemen 
  • Kun je herkennen welke woordstrategie wanneer ingezet wordt bij het lezen van een onbekend woord. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Vijf woordstrategieën
1. Synoniem
2. Omschrijving of definitie
3. Voorbeeld
4. Tegengestelde betekenis
5. Herkennen van woorden

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer spreek je van een tegenstelling?
A
Woord staat verderop in de tekst
B
Er staat een omgekeerde betekenis in de tekst.
C
Er staat een voorbeeld in de tekst.
D
Je herkent een gedeelte van het woord.

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke woordstrategie kijk je naar de context?
A
Synoniem
B
Voorbeeld
C
Omschrijving of definitie
D
Tegengestelde betekenis

Slide 8 - Quizvraag

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 9 - Quizvraag

Welke manier zie je hier?
Zo sympathiek als ik jou gisteren vond, zo onvriendelijk vind ik jou vandaag
A
synoniem
B
omschrijving
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 10 - Quizvraag

Welke manier zie je hier?
Er zijn hier diverse winkels, zoals de Hema, de Action en de Plus
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
omschrijving
D
synoniem

Slide 11 - Quizvraag

In deze winkel verkopen ze exclusieve kleding. De goedkope merken kan je hier niet kopen !!
A
synoniem
B
tegenstelling
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Aan het werk!

Slide 13 - Tekstslide