3.1 Krachten in soorten

3.1 Krachten in soorten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 Krachten in soorten

Slide 1 - Tekstslide

Dichtheid
dichtheid = massa / volume
ρ = m/V

Eenheid = kg/m3

Binas 8, 9, 10, 11, 12

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de dichtheid van stikstof?
A
1,25 kg/m^3
B
1,04 kg/m^3
C
0,60 kg/m^3
D
2,02 kg/m^3

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de dichtheid van keukenzout?
A
2,17 kg/m^3
B
2170 kg/m^3
C
3,5 kg/m^3
D
3500 kg/m^3

Slide 4 - Quizvraag


Bereken de dichtheid van het steentje.
A
19 g/cm³
B
1,9 * 10³ g/cm³
C
0,55 g/cm³
D
0,55 * 10³ g/cm³

Slide 5 - Quizvraag

Bereken het volume van 0,20 kg zilver.
A
0,0019 cm³
B
19 cm³
C
2,1 cm²
D
2100 cm³

Slide 6 - Quizvraag

Bereken de massa van 150 cm³ zuiver goud.
A
128,7 g
B
2,895 g
C
7,772 kg
D
2,895 kg

Slide 7 - Quizvraag

Bereken de dichtheid van het blokje in g/cm^3.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de massa van een deur van eikenhout van 2,01m hoog, 90cm breed en 5,1 cm dik?

A
7,2 kg
B
72,0 kg
C
72 kg
D
0,72 kg

Slide 9 - Quizvraag

De massa van de eikendeur is 72,0 kg. Bereken de zwaartekracht van deze deur op aarde.
A
706 N
B
704 N
C
720 N
D
725 N

Slide 10 - Quizvraag

wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Massa (m)
B
Newton (N)
C
kilogram (Kg)
D
Power (P)

Slide 11 - Quizvraag

Hoe groter de massa, hoe .... de zwaartekracht.
A
groter
B
kleiner

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de valversnelling op aarde?
A
8,91 N/kg
B
9,81 N/kg
C
98,1 N/kg
D
1,91 N/kg

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de valversnelling op Jupiter?
A
60 m/s^2
B
9,81 m/s^2
C
24,9 m/s^2
D
1,91 m/s^2

Slide 14 - Quizvraag

Op een voorwerp van 100 g werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?
A
0,981 N
B
9,81 N
C
98,1 N
D
981 N

Slide 15 - Quizvraag

Krachten kun je tekenen als
A
een streep
B
een punt
C
een pijl
D
een vierkant

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 17 - Quizvraag

Wat hoeft een krachten tekening NIET te hebben?
A
Lengte
B
Dikte
C
Aangrijpingspunt
D
Richting

Slide 18 - Quizvraag

Je moet een kracht tekenen van 60 N.
Welke krachtenschaal is het handigst om te gebruiken?
A
1 cm = 0,2 N
B
1 cm = 2,0 N
C
1 cm = 20 N
D
1 cm = 200 N

Slide 19 - Quizvraag

Maaike wil een kracht tekenen van 20 N met als krachtenschaal 1 cm ≙ 5 N.
Hoe lang wordt de pijl?
A
0,25 cm
B
4 cm
C
20 cm
D
100 cm

Slide 20 - Quizvraag


Welke richting werkt de spierkracht?
A
Naar boven
B
Naar beneden
C
Naar links
D
Naar rechts

Slide 21 - Quizvraag


Welke richting werkt de veerkracht?
A
Naar links
B
Naar rechts
C
Naar binnen
D
Naar buiten

Slide 22 - Quizvraag

de normaalkracht...
A
...zorgt ervoor dat objecten altijd naar beneden vallen
B
...is hetzelfde als spierkracht
C
...zorgt ervoor dat je niet door de grond heen zakt

Slide 23 - Quizvraag

De normaalkracht wordt door:
A
de tafel geleverd
B
de vaas geleverd
C
de zwaartekracht geleverd

Slide 24 - Quizvraag

Welke kracht is hier de normaalkracht?
A
1
B
2
C
3
D
De normaalkracht is hier niet weergegeven

Slide 25 - Quizvraag

Bestudeer 'Voorbeeld 3: Rekenen en redeneren met veerkracht' in het boek.

Bereken de uitrekking van een veer met een veerconstante van 12 N/cm waarop een kracht van 36 N werkt.
A
0,33 cm
B
3,0 cm
C
12 cm
D
36 cm

Slide 26 - Quizvraag

Bestudeer 'Voorbeeld 2: Zwaartekracht berekenen' in het boek.

Bereken de grootte van de zwaartekracht op een voorwerp met een massa van 650 gram.
A
3,19 N
B
6,38 N
C
650 N
D
6377 N

Slide 27 - Quizvraag

De bandenspanning van de auto wordt verlaagd. Welke weerstandskracht verandert daardoor het meest?
A
rolweerstand
B
luchtwrijving
C
maximale schuifwrijving
D
geen enkele kracht verandert hierdoor

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de formule voor de veerkracht?
A
F = C/u
B
F = u/C
C
F = C*u
D
F = u*C

Slide 29 - Quizvraag

De veerkracht is evenredig met?
A
de grote van de kracht
B
de uitrekking
C
de zwaartekracht-versnelling
D
de veerconstante

Slide 30 - Quizvraag

Waar staat C voor in de formule voor de veerkracht
A
Veerkracht
B
Veerconstante
C
Uitrekking

Slide 31 - Quizvraag

Een veer heeft een veerconstante van 24 N/m en wordt 7,0 cm uitgerekt. Bereken de veerkracht
A
168 N
B
170 N
C
1,68
D
1,68 . 10 ^2 N

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag!

Maak opdrachten 
2, 3, 5, 6, 7, 9 en 11

Komende toetsen
Toetsweek: 
hoofdstuk 1 + paragraaf 3.1 (inclusief dichtheid)
(weging 4)

Donderdag 17 november: practicum dichtheid 
(weging 2)

Slide 33 - Tekstslide